Medicijnen na transplantatie

Na een transplantatie krijgt u altijd medicijnen voorgeschreven. Bijvoorbeeld medicijnen om afstoting van het nieuwe orgaan te voorkomen. Het is belangrijk dat u de medicijnen op de juiste manier gebruikt. Lees meer over medicijnen, bijwerkingen en adviezen voor gebruik van medicijnen.

Het is belangrijk uw medicijnen op de goede manier te gebruiken, vooral de medicijnen tegen afstoting. Als u die verkeerd gebruikt kan het effect teniet worden gedaan of kunnen bijwerkingen erger worden.

Informatie over een specifiek medicijn staat in de bijsluiter. U kunt ook informatie vragen bij de apotheker.

  • Na de operatie kunt u last hebben van pijn en ongemak. De eerste dagen krijgt u daarom pijnstillers. Die kunt u meestal al snel afbouwen.

    Tijdens opname krijgt u uitleg over de medicijnen en geven we u een innameschema mee. Daarnaast zal u informatie krijgen over leefwijze, controles, herkennen van problemen en maatregelen die u kunt nemen.

    Infectie en afstoting

    Na transplantatie bestaat het risico op een infectie en op afstoting waarvoor u medicijnen krijgt. U kunt u ook medicijnen krijgen voor de oorspronkelijke ziekte of bijkomende problemen zoals hoge bloeddruk, verstoring van de nierfunctie of een hoog cholesterolgehalte.

    Om uw orgaan in goede conditie te houden, moet u zich houden aan de gegeven adviezen. Hiervoor is discipline nodig. Dit noemen we ook  therapietrouw. Als u langere tijd veel medicijnen moet gebruiken kan het lastig zijn om dit vol te houden. Toch is het in dit geval heel belangrijk. Als u de medicijnen vergeet, kunt u last krijgen van acute of chronische afstoting:

    • bij chronische afstoting verslechtert de orgaanfunctie heel langzaam.
    • bij acute afstoting verslechtert de orgaanfunctie heel snel.

    Vergeet dus niet om uw medicijnen volgens voorschrift in te nemen. Als u problemen heeft met de medicijnen, overleg dit dan altijd met uw transplantatiedokter of verpleegkundige.

  • Het lichaam heeft een systeem om ‘vreemde’ stoffen die binnendringen onschadelijk te maken. Dit is het afweersysteem. Voor ziekteverwekkers, zoals bacteriën en virussen is dit heel handig. Het lichaam zorgt er zo zelf voor dat het niet ziek wordt. Na een transplantatie kan het afweersysteem echter het nieuwe orgaan beschadigen. Het nieuwe orgaan is namelijk ook 'vreemd'. Het afweersysteem kan het nieuwe orgaan afstoten. Er zijn medicijnen die het afweersysteem en afstoting remmen: de immunosuppressiva. Immuun betekent afweer, suppressief betekent onderdrukkend.

    Soorten immunosuppressiva

    • corticosteroïden: prednison. prednisolon en methylprednisolon (Salu-Medrol)
    • calcineurineblokkers: ciclosporine (Neoral) en tacrolimus (Prograft)
    • celdeling remmers: azathioprine (Imuran) en mycofenolaat-mofetil (Cellcept)
    • T-cel antistoffen: basiliximab (Simulect), daclizumab (Zenapax)
    • overige medicijnen: sirolimus (Rapamune) en everolimus

    Immunosuppressiva moet u uw gehele leven gebruiken. De dosis verandert wel in de loop van de tijd. We zoeken naar de balans tussen een goede onderdrukking van afstoting, zo weinig mogelijk bijwerkingen en goed werken van het nieuwe orgaan.

    Welke immunosuppressiva u krijgt hangt af van het transplantatiecentrum en van uw situatie. De meeste mensen krijgen een combinatie van medicijnen.. Hierdoor wordt afstoting beter geremd dan bij 1 medicijn. Ook kan zo de dosis van de medicijnen lager worden gehouden en is de kans op bijwerkingen kleiner. Meestal krijgt u in de eerste maanden een corticosteroïd. Daarnaast krijgt u meestal 2 middelen uit de andere groepen voorgeschreven.

    Bijwerkingen

    Het is belangrijk om alle klachten die u heeft te bespreken met uw transplantatiedokter of verpleegkundige. Het maakt niet uit of u denkt dat het van een medicijn komt of niet.

    U zult adviezen krijgen om de klachten te verminderen. Soms is het nodig om een dosering aan te passen of over te gaan op een ander medicijn. Stop nooit zomaar met een medicijn als u denkt dat u er bijwerkingen van krijgt. Neem altijd contact op met uw arts of transplantatieverpleegkundige.

  • Complicaties die veel voorkomen zijn complicaties door de operatie zelf, afstoting van het nieuwe orgaan en bijwerkingen van de medicijnen. Soms kan ook de oorspronkelijke ziekte terugkeren of kunnen infecties ontstaan. Daarnaast komen wel eens hart- en vaatziekten voor als gevolg van een verhoogde bloeddruk, te hoog cholesterol of risico op trombose. Andere complicaties waar transplantatiepatiënten mee te maken kunnen krijgen zijn botontkalking en maagklachten.

    Als het nodig is, krijgt u hier medicijnen voor. Bespreek ook altijd alle klachten die u heeft. Het maakt niet uit of u denkt dat het van een medicijn komt of niet.

  • ​​​​​​Gebruik medicijnen altijd precies volgens het voorschrift van de arts. Verander niet zelf u medicijnen. U krijgt tijdens opname een innameschema mee.

    Verder:

    • Stop nooit met de medicijnen die u gebruikt om afstoting van het orgaan tegen te gaan. Zomaar stoppen, hoe kort ook, kan tot afstoting van uw nieuwe orgaan leiden. Als u last heeft van bijwerkingen, bespreek dit dan met de transplantatiedokter.
    • Zorg dat u weet hoe u de medicijnen het best kunt innemen. Sommige medicijnen neemt u op een nuchtere maag in, andere juist met wat voedsel. Sommige moet u heel doorslikken of met veel water innemen. Lees de etiketten van de verpakkingen en vraag de apotheker om advies.
    • Vraag op tijd een nieuw recept aan. Zorg dat u nooit zonder medicijnen komt te zitten. Sommige medicijnen heeft de apotheek niet op voorraad en moeten worden besteld. Overleg met de apotheek hoelang van tevoren u uw recept moet inleveren om zeker te zijn dat u deze op tijd krijgt. Controleer ook altijd de medicijnen die u van uw apotheek krijgt. Klopt de naam en de hoeveelheid?
    • Bewaar de medicijnen op de juiste manier. Op de verpakking staat hoe u dat doet.

    Innameschema

    Neem uw medicijnen op tijd in. Het is belangrijk om de medicijnen in te nemen volgens het innameschema. ​​Tips:

    • Koppel de inname van medicijnen aan een vaste dagelijkse gebeurtenis, zoals het ontbijt of het tanden poetsen
    • Vraag bij de apotheek een weekdoos. Hierin kunt u de medicijnen voor een hele week klaar zetten volgens het innameschema. U kunt ook uw apotheek vragen om dat voor u te doen, als u dat moeilijk vindt. De apotheek heeft dan een kopie van het innameschema nodig. Zorg ervoor dat de apotheek op tijd weet van veranderingen in uw medicijnen.
    • Met een horloge met meerdere alarmen of met een zogenaamde pillenwekker (vraag uw apotheek) kunt u uzelf eraan herinneren dat het tijd is voor een dosis.
    • Er zijn handige apps om u te helpen bij medicijn inname. Zoek in de App Store of Google Play store van uw mobiele telefoon op de zoekterm: ‘medicijnen’.

    Medicijnen vergeten?

    Zorg ervoor dat u zo snel mogelijk de gemiste hoeveelheid inneemt. Maar als het bijna weer tijd voor de volgende inname van hetzelfde medicijn, ga dan verder gaan volgens schema. Neem nooit een dubbele dosis in bij de volgende inname.

    Overgeven of diarree?

    Onderstaande adviezen gelden als een algemeen houvast.

    • Heeft u binnen 30 minuten na inname overgegeven? Neem dan de volledige dosering opnieuw in. Dat is veilig. Bent u nog misselijk, dan kunt u beter een uurtje wachten met innemen.
    • Heeft u binnen 30 tot 60 minuten na inname gebraakt? Neem dan de helft van de dosering opnieuw in.
    • Heeft u meer dan een uur na inname gebraakt? Dan kunt u ervan uitgaan dat de medicijnen voldoende door het lichaam zijn opgenomen.
    • Als u langere tijd misselijk bent, vraag dan de huisarts om een zetpil om de misselijkheid te onderdrukken. Als u langere tijd overgeeft, overleg dan met de transplantatiedokter.
    • Als u langere tijd diarree heeft, worden veel medicijnen niet goed opgenomen in het bloed. Neem contact op met uw transplantatiedokter of verpleegkundige als u aanhoudende diarree heeft. Dit geldt voor spontane diarree, diarree als bijwerking van medicijnen en diarree door het gebruik van laxeermiddelen.

    Controleafspraken

    Vergeet de controleafspraken niet.

    • Tijdens de bloedcontrole wordt de hoeveelheid van bepaalde medicijnen in uw bloed gemeten. Zo kan de arts zien of de dosering goed is. In het bloed kunnen eerder afwijkingen worden gevonden dan u zelf kunt merken. Voor sommige medicijnen is de tijd van bloedafname erg belangrijk. Dit moet bijvoorbeeld een paar uur na de inname.

    Vragen?

    Heeft u vragen heeft over de werking, de voorgeschreven tijd en de hoeveelheid van uw medicijnen? Stel uw vraag aan uw transplantatiedokter of apotheker. Stop nooit met een medicijn zonder te overleggen met de arts die het medicijn heeft voorgeschreven. Stoppen kan zorgen voor ergere klachten of voor gevaarlijke situaties zorgen.

  • Het spreekwoord ‘Baat het niet dan schaadt het niet’ gaat niet op voor natuurgeneesmiddelen. Natuurgeneesmiddelen kunnen ook bijwerkingen hebben. Bijwerkingen kunnen optreden bij gebruik van hogere doseringen dan aangegeven of het gevolg zijn van overgevoeligheid. Sommige middelen kunnen de werking van reguliere medicijnen veranderen.

    Een voorbeeld hiervan is het Sint Janskruid. Dit wordt wel voorgeschreven tegen somberheid of depressie. Sint Janskruid verlaagt de hoeveelheid werkzame stof van de afstoting medicijnen zoals Neoral® en Prograft® in het bloed. Hierdoor is het mogelijk dat het orgaan wordt afgestoten.

    Gebruik daarom geen homeopathische of natuurgeneesmiddelen.

  • Er zijn binnen en buiten het ziekenhuis mogelijkheden voor hulp en ondersteuning bij (vragen over) medicatiegebruik.

    Binnen het UMCG

    • Als u klachten ervaart van de medicatie bespreek dit dan altijd met uw transplantatiedokter of verpleegkundige. Stop niet zelf met medicatie voor u dit heeft besproken.

    Buiten het UMCG

    • Als u vragen heeft over uw medicatie kunt u deze stellen bij uw apotheek.
    • U kunt bij uw apotheek om een weekdoos vragen. Hierin kunt u de medicijnen voor een hele week klaar zetten volgens het innameschema. U kunt ook uw apotheek vragen om dat voor u te doen, als u dat moeilijk vindt. De apotheek heeft dan een kopie van het innameschema nodig. Zorg ervoor dat de apotheek op tijd weet van veranderingen in uw medicijnen.

    Betrouwbare websites