Na de operatie kunt u last hebben van pijn en ongemak. De eerste dagen krijgt u daarom pijnstillers. Die kunt u meestal al snel afbouwen.
Als u na de transplantatie thuis bent en pijn heeft, kunt u paracetamol gebruiken. Lees voor gebruik de bijsluiter en volg de aanwijzingen. Gebruik geen NSAID’s. Dit zijn pijnstillers zoals ibuprofen, naproxen of diclofenac. Dit soort pijnstillers kunnen namelijk schadelijke bijwerkingen hebben. Ze kunnen bijvoorbeeld slecht zijn voor uw nieren.
Tijdens opname krijgt u uitleg over de medicijnen en geven we u een innameschema mee. U krijgt ook informatie over leefwijze, controles, herkennen van problemen en maatregelen die u kunt nemen.
Infectie en afstoting
Na transplantatie bestaat het risico op een infectie en op afstoting waarvoor u medicijnen krijgt. U kunt u ook medicijnen krijgen voor de oorspronkelijke ziekte of bijkomende problemen zoals hoge bloeddruk, verstoring van de nierfunctie of een hoog cholesterolgehalte.
Om uw orgaan in goede conditie te houden, moet u zich houden aan de gegeven adviezen. Hiervoor is discipline nodig. Dit noemen we ook therapietrouw. Als u langere tijd veel medicijnen moet gebruiken kan het lastig zijn om dit vol te houden. Toch is het in dit geval heel belangrijk. Als u de medicijnen vergeet, kunt u last krijgen van acute of chronische afstoting:
- bij chronische afstoting verslechtert de orgaanfunctie heel langzaam.
- bij acute afstoting verslechtert de orgaanfunctie heel snel.
Vergeet dus niet om uw medicijnen volgens voorschrift in te nemen. Als u problemen heeft met de medicijnen, overleg dit dan altijd met uw transplantatiedokter of verpleegkundige.