Afasie en spraakapraxie
Afasie en spraakapraxie ontstaan door een hersenbeschadiging, zoals een beroerte, ongeluk, hersentumor of dementie. Dit heet ook wel niet aangeboren hersenletsel. Het heeft veel gevolgen voor het contact met anderen in het dagelijks leven.
Mensen met afasie kunnen problemen hebben met praten, begrijpen, lezen en schrijven. Er zijn verschillende vormen van afasie.
Iemand met spraakapraxie heeft moeite met het spreken zelf. Het uitspreken van klanken lukt niet meer goed. Soms lukt het helemaal niet meer om woorden te gebruiken. Wat iemand wil zeggen, lukt niet. Iemand kan dan alleen nog woorden gebruiken die ontstaan uit een reflex of emotie, zoals 'goh'. Dit heet ook wel automatische taal.
Bij afasie en spraakapraxie komen ook vaak andere (cognitieve) stoornissen voor, zoals problemen met aandacht.
Team
Het afasieteam team bestaat uit gespecialiseerde revalidatie artsen, logopedisten, klinisch linguïsten en psychologen. Behalve in de patiëntenzorg werkt het afasieteam ook samen met hogescholen en universiteiten aan kwaliteitsverbetering en digitalisering. Ook is het team actief betrokken bij wetenschappelijk onderzoek en is actief in het onderwijs.