Voor de inspanningstest doet u uw bovenkleding uit. Voor en tijdens de test maken we namelijk een hartfilmpje (ECG). Daarvoor krijgt u plakkers op uw borst. Dit zijn elektrodes waarmee we het hartritme in de gaten kunnen houden. U krijgt ook een bloeddrukband om de arm, zodat we de bloeddruk kunnen meten.
Bij sommige inspanningstesten krijgt u een ademhalingsmasker op of een mondstuk in uw mond. Dit masker zit met een slang vast aan een meetsysteem. Zo meten we de ademhaling, zuurstofopname en koolzuurafgifte. Dit heet een VO2max-test. Voor de inspanningstest doen we soms ook een flow-volume meting. We meten hoeveel lucht u kunt in- en uitademen, en hoe hard.
Dan begint de inspanningstest. U begint met lopen of fietsen. Dit wordt steeds een beetje zwaarder, bijvoorbeeld doordat de weerstand op de fiets of de helling op de loopband omhoog gaat. Tijdens het lopen of fietsen houden we uw hartritme in de gaten en meten uw bloeddruk een paar keer. U probeert het lopen of fietsen zo lang mogelijk vol te houden. Als het niet meer gaat of als u klachten krijgt, mag u stoppen. Dan loopt of fietst u rustig uit.
Tijdens of na de test kan het zijn dat u wat vermoeide benen hebt en misschien heeft u de volgende dag lichte spierpijn.