De gangmaker van het hart is de sinusknoop die in de wand van de rechterboezem zit. De hartspier trekt in rust gemiddeld met een frequentie van zestig tot zeventig slagen per minuut samen. Als iemand zich inspant kan het hart wel 150 tot 180 keer per minuut samentrekken.
Vanuit de sinusknoop verspreidt de elektrische prikkel zich over de boezems. Tussen de boezems en de kamers zit een tweede centrum: de AV-knoop. Deze houdt de elektrische prikkel heel even vast en verspreidt die dan bliksemsnel over de kamers. Als de elektrische prikkel verkeerd, te langzaam of te snel door het hart loopt, ontstaat een ritmestoornis. De grens tussen normaal en abnormaal is echter niet zo strikt. Er zijn diverse afwijkingen van het sinusritme die niet abnormaal zijn.
Soorten ritmestoornissen
Er zijn meerdere ritmestoornissen die op allerlei manieren van elkaar verschillen. De meeste ritmestoornissen zijn goed te behandelen. Soms zijn ze onschuldig en is er geen behandeling nodig, maar het kan ook voorkomen dat ze erg hinderlijk of zelfs levensbedreigend zijn.
Bij een geleidingsstoornis wordt ergens in het hart het stroomstootje opgehouden. Dit wordt vastgesteld op een hartfilmpje (ECG). Geleidingsstoornissen kunnen op verschillende plaatsen in het hart ontstaan en vaak als iemand ouder wordt.
Toenemende stoornissen kunnen op een onvoorspelbaar moment leiden tot een lange pauze in de hartslag. Ook dan kunnen klachten optreden als pijn op de borst en duizeligheid. Als voorzorg kan het implementeren van een pacemaker nodig zijn.