Het hart is een spier. Een gezond hart pompt dag en nacht zuurstofrijk bloed naar weefsels en organen. En voert afvalstoffen af. Bij hartfalen gaat dit niet goed. Het hart pompt niet genoeg bloed rond, omdat het niet goed kan samenknijpen of ontspannen. De druk in het hart zelf neemt daardoor toe.
Hartfalen kan acuut ontstaan of chronisch zijn. Bij acuut hartfalen komen de symptomen plotseling, zoals bij een hartaanval. Bij chronisch hartfalen gaat het hart meestal langzaam achteruit en ontstaan de klachten later. Omdat we hartfalen niet kunnen genezen, gaan deze klachten meestal niet meer over.
Er zijn verschillende soorten hartfalen:
- De hartspier knijpt minder goed. En is vergroot, dunner en slapper dan normaal. Het hart vult zich wel met bloed, maar kan het bloed niet goed wegpompen doordat er minder spierkracht is. Dit heet ook wel hartfalen met verminderde (linker) kamerfunctie.
- Hartfalen door een stijve hartspier. Het hart ontspant niet goed en vult zich daardoor minder goed met bloed. De hartspier knijpt nog wel goed. Maar kan hierdoor per hartslag minder bloed uitpompen. Dit heet ook wel hartfalen met behouden van (linker) kamerfunctie.