Epidermolysis bullosa (EB)

De ‘epidermis’ is de opperhuid of de bovenste laag van de huid. ‘Bullosa’ betekent blaarvorming en ‘lysis’ loslaten. Epidermolysis bullosa betekent het loslaten van de opperhuid van de lederhuid, waardoor iemand blaren krijgt. Daarom heet de ziekte ook wel blaarziekte.

EB is niet 1 ziekte maar de naam van een groep huidziekten die erfelijk zijn. Bij alle EB-ziekten komen blaren voor, maar de verdere uiting van de ziekte kan verschillen. De erfelijke oorzaak ook.

Er zijn 4 hoofdvormen met meer dan 30 subtypen. Bij alle typen ontstaan blaren en wonden, en hebben mensen ook vaak een kwetsbare huid en/of slijmvliezen. Mensen met EB worden daarom soms “vlinders” of “vlinderkinderen” genoemd omdat hun huid zo kwetsbaar is als de vleugels van een vlinder.

Blaren en wonden kunnen ontstaan door druk, wrijving of warmte op de huid en de slijmvliezen. De symptomen zijn meestal meteen of een paar dagen na de geboorte al te zien. Of als de baby meer gaat bewegen. De symptomen verschillen per persoon en per type. Soms heeft iemand bijna geen symptomen, terwijl de symptomen bij anderen heel ernstig zijn.

Wat gebeurt er bij EB

Gewone huid heeft verschillende hechteiwitten. Die houden als een soort lijm de cellen in de opperhuid en de huidlagen bij elkaar. Die eiwitten maken de huid ook sterk. Bij EB werken deze hechteiwitten niet goed, of iemand heeft ze niet. Daardoor laten de huidlagen of huidcellen gemakkelijk los. Dit heet ook wel splijting. Hierdoor ontstaan blaren en wonden. Dit kan gebeuren door wrijving, stoten, letsel, hitte of zelfs spontaan.

Vormen en soorten EB

Er zijn 4 hoofdvormen van EB, die elk zijn onderverdeeld zijn in zo'n 30 verschillende subvormen. Binnen elke hoofdvorm zijn er erge en minder erge vormen. Sommige vormen zijn zo erg, dat een baby een korte levensverwachting heeft.

De 4 hoofdvormen zijn:

  • Hier zit de fout in de eiwitten die zorgen voor de stevigheid van de onderste cellen in de opperhuid. De splijting zit dan in de onderste cellaag van de opperhuid. Ook kunnen de huidcellen die hoger in de huid zitten, loslaten.

    ​​De meest voorkomende vormen van EBS zijn:

    • gelokaliseerde EBS. Deze vorm is ook wel bekend onder de naam Weber-Cockayne. De betrokken genen zijn KRT5 en KRT14. Het overervingspatroon is dominant, de novo en recessief (zeldzaam). 
    • intermediate EBS. De oude naam van deze vorm is EBS generalized intermediate, EBS Köbner. De betrokken genen zijn KRT5 en KRT14. Het overervingspatroon is dominant, de novo en recessief (zeldzaam).
    • ernstige EBS. Deze vorm is ook wel bekend als EBS generalized severe en EBS Downling-Meara. De betrokken genen zijn KRT5 en KRT14. Het overervingspatroon is dominant, de novo en recessief (zeldzaam).

    Er ontstaan blaren vooral op handen en voeten (gelokaliseerd) of op het hele lichaam. Vaak krijgt iemand meer eeltvorming op handpalmen en voetzolen. Mensen met EBS hebben vaak in de warmere maanden meer blaren. En zijn er onschuldige huidvlekjes en kleurverandering te zien. Nagels kunnen dikker worden en veranderen van vorm en kleur.

    Ernstige EBS kan in het eerste levensjaar levensbedreigend zijn. Maar in de puberteit wordt de blaarvorming vaak minder erg. De klachten door EBS worden minder erg bij het ouder worden.

  • De fout zit in de eiwitten die ervoor zorgen dat de onderste cellen van de opperhuid goed vastzitten aan de lederhuid. Door de splijting laat de opperhuid los van de lederhuid.

    JEB wordt verdeeld in:

    • intermediate JEB. Deze vorm heet ook wel "JEB generalized intermediate" en "non-Herlitz JEB". De betrokken genen zijn LAMA3, LAMB3, LAMC2 en COL17A1. Het overervingspatroon is recessief.
    • ernstige JEB. Deze vorm staat ook bekend als JEB generalized severe en Herlitz JEB. De betrokken genen zijn LAMA3, LAMB3 en LAMC2. Het overervingspatroon is recessief.

    Bij beide vormen ontstaan er blaren over het gehele lichaam. Bij JEB intermediate is dat alleen minder erg. Klachten die veel voorkomen zijn:

    • last van jeuk
    • nagels vallen uit of worden dik en veranderen van vorm en kleur
    • blaren aan de binnenkant van de mond
    • beschadigd tandglazuur
    • blaren in de ogen ontstaan
    • dun haar of het haar valt uit
    • onschuldige vlekjes en kleurverandering op de huid

    Bij ernstige JEB zijn de klachten iets anders:

    • wonden op billen, gezicht, oren, vinger- en teentoppen, die niet goed genezen
    • iemand kan daardoor bloedarmoede krijgen
    • binnenkant van de mond, neus, slokdarm en luchtpijp zijn beschadigd.
    • afgesloten luchtweg. De stem kan daardoor hees worden, of kan hoog piepend worden
    • hoger risico op huidkanker en andere huidproblemen bij het ouder worden

    De meest ernstige vorm van JEB is zeldzaam. Al in de eerste weken na de geboorte krijgt een baby grote wonden over het hele lichaam. De baby groeit niet goed en is erg vatbaar voor infecties. Meestal overlijdt een baby met deze vorm al binnen het 1e jaar.

  • De fout zit dan in de lederhuid, in het eiwit in de cellen die ervoor zorgen dat de opperhuid aan de lederhuid vast blijft zitten. De splijting zit net onder de basaalmembraam. Bij DEB genezen blaren en wonden met verlittekening. Bij de dominante vormen zijn de klachten minder erg dan bij de recessieve vormen.

    Verstopping komt bij alle vormen van DEB voor. Vingers en tenen kunnen een beetje samengroeien. Het is lastig om gewrichten te strekken door de strakke huid. Ook in de ogen kunnen blaren komen

    Er zijn 4 vormen DEB, de mogelijke klachten zijn:

    • gelokaliseerde dominante DEB (DDEB): bij deze vorm is er een kwetsbare huid, vooral op vingers en tenen en soms op de scheenbenen. Ook zijn de nagels dikker en veranderen van vorm en kleur. Deze vorm van DEB is ook bekend als nails only, pretibial DDEB en acral DDEB. Het betrokken gen is COL7A1. Het overervingspatroon is dominant.
    • intermediate dominante DEB (DDEB): hierbij ontstaan wonden die niet goed genezen. Vaak heeft iemand iemand blaren in de binnenkant van de mond en in de slokdarm. Deze vorm van DEB is ook bekend onder de naam van veralgemeende DDEB. Het betrokken gen is COL7A1. Het overervingspatroon is dominant.
    • intermediate recessieve DEB (RDEB). Deze vorm is ook bekend als RDEB generalized intermediate en non-Hallopeau–Siemens RDEB. Het betrokken gen is COL7A1. Het overervingspatroon is recessief.
    • ernstige recessieve DEB (RDEB). Deze vorm staat ook bekend onder de namen: RDEB generalized severe en Hallopeau–Siemens RDEB. Het betrokken gen is COL7A1. Het overervingspatroon is recessief.

    Bij de ernstige RDEB heeft iemand blaren over het hele lichaam. Nagels vallen in het eerste levensjaar uit, de grote gewrichten kunnen niet goed strekken en de handen vergroeien tot een cocon. Ook wordt de mond kleiner en vergroeit de tong. Die kan daardoor minder goed bewegen. Andere problemen zijn vaak huidinfecties, haarverlies, bloedarmoede, zwakke botten, vertraagde groei en verlate puberteit en te weinig ruimte voor tanden en kiezen in de mond. Agressieve huidkanker is vaak oorzaak van overlijden.

     

  • De splijting kan in verschillende lagen van huid zitten: in de opperhuid, ter hoogte van de basaalmembraan, of net eronder.

    Bij KEB hebben kinderen vaak blaren over het hele lichaam en vooral op armen en benen. Volwassenen hebben vaak minder blaren. Andere klachten zijn:

    • dikke huid op handpalmen en voetzolen
    • blaarvorming in de ogen
    • vernauwing van de urinewegen en geslachtsorganen
    • geen vingerafdruk omdat de ribbels en lijnen op de huid van de handen verdwijnen
    • dikke nagels die van vorm veranderen
    • vingers en tenen kunnen een beetje vergroeien

    Jongvolwassen kunnen huidkanker op armen, benen, lippen en in de mondholte krijgen.

    KEB staat ook bekend als Kindler syndroom. Het betrokken gen is FERMT1. Het overervingspatroon is recessief.

  • EB komt niet veel voor, het is een zeldzame ziekte. In Nederland worden elk jaar ongeveer 9 baby’s met een vorm van EB geboren. Daarnaast worden per jaar bij 7 mensen op latere leeftijd de diagnose EB gesteld. In totaal zijn er ongeveer 750 mensen met EB in Nederland. De verdeling per subtype is EBS 47%, JEB 18% DEB 34% en Kindler 1%.

  • EB is een erfelijke aandoening, iedereen in een familie kan de ziekte dus krijgen. Of iemand het krijgt, hangt af van de manier waarop een bepaalde vorm van EB overerft.

    Iedereen heeft genen met erfelijke informatie, dat heet ook wel DNA. Die genen regelen de aanmaak van eiwitten in het lichaam. Die genen krijg je van je vader en je moeder. Maar soms gaat er iets mis. Er zit dan een foutje in de genen, waardoor iemand ziek wordt. Dit heet een mutatie.

    Bij EB zorgt die mutatie ervoor dat iemand geen, niet normaal, niet genoeg of soms geen hechteiwit in de huid aanmaakt. Het gen met de mutatie bepaalt de vorm van EB die iemand krijgt. De soort mutatie in het gen en of de mutatie op één of beide kopieën van het gen zit, bepalen hoe ernstig de EB wordt.


     

Hoe vaak komt EB voor?

EB komt niet veel voor, het is een zeldzame ziekte. In Nederland worden elk jaar ongeveer 9 baby’s met een vorm van EB geboren. Daarnaast worden per jaar bij 7 mensen op latere leeftijd de diagnose EB gesteld. In totaal zijn er ongeveer 750 mensen met EB in Nederland. De verdeling per subtype is EBS 47%, JEB 18% DEB 34% en Kindler 1%.

De oorzaak van EB

EB is een erfelijke aandoening, iedereen in een familie kan de ziekte dus krijgen. Of iemand het krijgt, hangt af van de manier waarop een bepaalde vorm van EB overerft.

Iedereen heeft genen met erfelijke informatie, dat heet ook wel DNA. Die genen regelen de aanmaak van eiwitten in het lichaam. Die genen krijg je van je vader en je moeder. Maar soms gaat er iets mis. Er zit dan een foutje in de genen, waardoor iemand ziek wordt. Dit heet een mutatie.

Bij EB zorgt die mutatie ervoor dat iemand geen, niet normaal, niet genoeg of soms geen hechteiwit in de huid aanmaakt. Het gen met de mutatie bepaalt de vorm van EB die iemand krijgt. De soort mutatie in het gen en of de mutatie op één of beide kopieën van het gen zit, bepalen hoe ernstig de EB wordt.


 

UMCG Expertisecentrum voor Blaarziekten

Het UMCG is een expertisecentrum voor de zeldzame aandoening blaarziekten zoals epidermolysis bullosa (EB), auto-immune blaarziekten (AIBD) en Stevens-Johnsons syndroom/toxische epidermale necrolyse (SJS/TEN). Een zeldzame aandoening is een ziekte die minder dan 1 op de 2.000 mensen heeft. 

Het ministerie van VWS heeft het UMCG aangewezen als expert in deze zorg.

Heeft u nog vragen?

U kunt bellen naar polikliniek Dermatologie van maandag tot en met vrijdag, tussen 8.30 en 17.00 uur.