Alvleeskliertransplantatie

Bij een alvleeskliertransplantatie krijgt iemand een alvleesklier van een overleden donor, omdat de eigen alvleesklier niet meer werkt. Een alvleeskliertransplantatie heet ook wel een pancreastransplantatie.

Bij een alvleeskliertransplantatie krijgt iemand een alvleesklier van een overleden donor. De gedoneerde alvleesklier neemt de functie van de eigen alvleesklier over. De behandeling heet daarom ook wel een alvleesklierfunctievervangende behandeling.

De alvleesklier is een langwerpig orgaan dat bestaat uit 3 delen: de kop, het lichaam en de staart. Het orgaan ligt bovenin de buik, achter de maag. Een ander woord voor alvleesklier is pancreas. De alvleesklier is belangrijk voor:

  • het maken van verteringssappen voor onze voedselvertering
  • het maken van hormonen die zorgen voor de juiste hoeveelheid suiker in ons bloed, zoals insuline

Als de alvleesklier te weinig of geen insuline aanmaakt blijft er teveel suiker in het bloed. Iemand krijgt dan een te hoge ‘bloedsuikerspiegel’ en er kan suikerziekte (diabetes) ontstaan.

Wanneer een alvleeskliertransplantatie?

We kunnen soms een alvleesklier transplanteren als iemand ernstige diabetes type 1 heeft. Een transplantatie is een mogelijke behandeling voor patiënten bij wie de suikerziekte moeilijk te regelen of zelfs levensbedreigend is. Of een transplantatie mogelijk is, hangt af van uw situatie.

Suikerziekte of een andere bijkomende ziekte kan ook de nier of de lever beschadigen. Soms kunnen we de transplantatie van een alvleesklier combineren met een andere transplantatie. Tijdens de transplantatie van de alvleesklier doen we dan ook een niertransplantatie of een levertransplantatie.

Vooronderzoek en uitslag

Uw arts of specialist kan u voor een alvleeskliertransplantatie verwijzen naar het UMCG. U krijgt dan verschillende onderzoeken en gesprekken om te beoordelen of een alvleeskliertransplantatie voor u de beste behandeling is. Dit heet een vooronderzoek of screening. Zo krijgen we een goed beeld van de ernst van uw ziekte en uw lichamelijke en geestelijke situatie. Een alvleeskliertransplantatie is een zware operatie. Uw lichamelijke en geestelijke gezondheid moet daarom goed genoeg zijn.

U kunt iemand meenemen naar de gesprekken met de nefroloog en de chirurg in het UMCG. We bespreken de uitslagen van de onderzoeken en de mogelijkheden en beperkingen van een alvleeskliertransplantatie met u. Het is goed om thuis uw vragen alvast op te schrijven. Dan vergeet u niets tijdens het gesprek. Soms zijn nog extra bloedonderzoek of scans nodig. Meestal hoeft u hiervoor niet naar het UMCG, maar kan dit in het ziekenhuis bij u in de buurt.

Uitslag vooronderzoek

Na de onderzoeken bespreekt het transplantatieteam de resultaten. Samen bekijken ze de mogelijkheden en de beperkingen van een alvleeskliertransplantatie. En of een alvleeskliertransplantatie voor u de beste behandeling is. Na dit overleg belt uw arts u om de uitkomst van dit overleg met u te bespreken.

U beslist daarna zelf of u op de wachtlijst geplaatst wilt worden voor een alvleeskliertransplantatie of kiest voor 1 van de andere mogelijke behandelingen die wij met u bespreken.

Wachttijd alvleesklier

Als een transplantatie de beste behandeling voor u is, komt u op de wachtlijst van Eurotransplant. Dit is een internationale organisatie die aangeboden organen en weefsels verdeelt volgens vastgestelde regels.

Er is geen vaste wachttijd. U kunt binnen een paar weken, maar ook pas na jaren een oproep krijgen. De wachttijd hangt bijvoorbeeld af van de beschikbaarheid van donoren, welke bloedgroep u nodig heeft en of u antistoffen voor bepaalde donoren heeft.

Als u wacht op een donoralvleesklier is het heel belangrijk dat wij u altijd kunnen bereiken: 24 uur per dag, 7 dagen in de week. Dus overdag, 's avonds en 's nachts.

De alvleeskliertransplantatie stap voor stap

  1. Als er een donoralvleeslier voor u is, dan belt de arts u. Vaak is dit onverwacht, dus het is belangrijk dat we u altijd kunnen bellen. U komt dan met eigen vervoer naar het UMCG. Zorg ervoor dat iemand u kan brengen of dat u een taxi kunt bellen.

    Bekijk hoe de donormelding in zijn werk gaat.

  2. U meldt zich in het UMCG bij de Spoedeisende Eerste Hulp (SEH). Op de SEH krijgt u een lichamelijk onderzoek. We prikken bloed voor onderzoek. Ook maken we een hartfilmpje en een longfoto. Daarna gaat u naar verpleegafdeling D4 en heel soms direct naar het Operatiecentrum. De chirurg en de anesthesioloog plannen de starttijd van de transplantatie.

    Vaak moet u nog even wachten op de operatie. Bijvoorbeeld omdat:

    • de alvleesklier nog naar het UMCG moet komen
    • de alvleesklier nog wordt voorbereid op de operatie
    • er soms nog geen operatiekamer beschikbaar is

    Als de transplantatie niet doorgaat

    Soms gaat een transplantatie niet door, bijvoorbeeld omdat:

    • de chirurg in het UMCG ontdekt dat de donoralvleesklier niet goed genoeg is
    • we bij het onderzoek bij u nieuwe gezondheidsproblemen ontdekken en een operatie op dat moment een te groot risico is

    Dan gaat u weer naar huis met eigen vervoer of de taxi.

  3. Als de transplantatie doorgaat, brengen we u naar de operatiekamer. Op de operatiekamer (OK) ziet u het hele operatieteam: 2 chirurgen, een anesthesioloog, OK-medewerkers en soms artsen of chirurgen in opleiding. Het team bespreekt de operatie en u kunt nog vragen stellen. U krijgt een infuus, meestal in de linkerarm. Op uw schouders en borst krijgt u plakkers voor de hartbewaking. Via het infuus krijgt u een slaapmiddel ingespoten. Daardoor merkt u niets van de operatie. Als u slaapt krijgt u een beademingsbuis, nog meer infusen, een maagslang en een urinekatheter.

    Voor de transplantatie ligt u op uw rug. De chirurg maakt een snee van net onder het borstbeen tot aan uw schaambeen. De nieuwe alvleesklier plaatsen we rechts in de onderbuik. Als u tegelijk ook een niertransplantatie krijgt, plaatsen we de nieuwe donornier links in de onderbuik. We laten de eigen, niet goed werkende alvleesklier zitten. Als u ook een nieuwe donornier krijgt, houdt u ook uw eigen nier.

    We sluiten de nieuwe donoralvleesklier aan op de grote bekkenslagader en de bekkenader. Ook een nieuwe donornier sluiten we hierop aan. We maken voor de nieuwe alvleesklier ook een aansluiting op de dunne darm voor het afvoeren van spijsverteringssappen.

    Zodra er bloed door de nieuwe alvleesklier loopt, meten we direct uw bloedsuikerspiegel om te bekijken of de donoralvleesklier goed werkt. Meestal zien we dan dat de bloedsuikerspiegel meteen daalt. U krijgt ook 2 of 3 drains rond de nieuwe alvleesklier. Dit zijn slangetjes om operatievocht af te voeren. Deze blijven meestal 5 tot 7 dagen zitten. We sluiten de wond met agraves, dit zijn een soort nietjes.

    Een alvleeskliertransplantatie duurt ongeveer 3 tot 4 uur. Een gecombineerde nier-alvleeskliertransplantatie duurt dit 6 tot 8 uur. Hoe lang de operatie precies duurt, hangt af van uw situatie.

  4. U gaat na de operatie 1 tot 2 dagen naar de Intensive Care Volwassenen (ICV). Hier houden we u goed in de gaten. U ligt aan de hartbewaking en heeft een meter aan uw vinger die het zuurstofgehalte in uw bloed meet.

    Meestal wordt u pas wakker op de ICV. Als u wakker bent, halen we de beademingsbuis zo snel mogelijk weg. Als u nog hulp nodig heeft bij het ademhalen zit de beademingsbuis nog in uw mond. U kunt dan niet praten omdat de buis langs de stembanden loopt. De meeste lijnen en slangen die u tijdens de operatie hebt gekregen, blijven op de ICV nog even zitten:

    • verschillende infusen
    • een maagslang
    • drains
    • een voedingsslang
    • urinekatheter

    Als alles goed gaat, kunt u naar de verpleegafdeling. Meestal is dit al na 1 dag. Soms gaat iemand eerst nog naar onze verpleegafdeling voor intensieve zorg (IVZ).

  5. We controleren een paar keer per dag de bloedsuikerspiegel en prikken elke dag wat bloed. Zo zien we of de nieuwe donoralvleesklier, de nieren en uw andere organen goed werken. Ook kijken we naar de zouten en andere afvalstoffen in uw bloed.

    Op de 1e dag na de transplantatie maken we een echo van de alvleesklier. Als u een gecombineerde nier-alvleeskliertransplantatie heeft gehad, maken we een echo van de alvleesklier en de nier. Soms doen we deze echo in de 1e week na de transplantatie nog een keer.

    U krijgt medicijnen tegen de pijn en medicijnen om te voorkomen dat uw lichaam het donororgaan afstoot. Als u zelf medicijnen gebruikt, geven wij u deze ook tijdens uw opname. Behalve als deze niet goed samengaan met uw nieuwe medicijnen.

    Als u de drains in uw buik niet meer nodig heeft, halen we ze weg. Hoelang u de drains houdt, hangt af van hoeveel vocht er uit de operatiewond komt. Dit kan soms tot 2 weken duren. Soms gaat iemand met een drain naar huis. Als dit voor u geldt, geven wij u uitleg mee voor thuis. We halen de drain dan weg tijdens een afspraak op de polikliniek.

    Tijdens uw opname krijgt u informatie over uw medicijnen en hoe u die inneemt. Voor u weer naar huis gaat, heeft u nog een ontslaggesprek met de arts en de afdelingsverpleegkundige.

    Hoelang u in het ziekenhuis blijft, hangt af van hoe het na de operatie met u gaat en hoe snel u herstelt. Dit verschilt van 10 dagen tot soms meer dan 3 weken.

  6. Meestal kunt u na ontslag uit het ziekenhuis naar huis. Als dat nodig is regelen we thuiszorg voor u. Soms gaat iemand na ontslag uit het ziekenhuis eerst een tijdje naar een verpleeghuis of revalidatiecentrum in de eigen woonomgeving om verder te herstellen.

    De nietjes waarmee we de wond hebben gesloten, halen we 3 weken na de transplantatie eruit. Dit doet de verpleegkundige op de polikliniek of de huisarts als u al thuis bent. Het is normaal dat de wond pijnlijk is en uw buik gevoelig is.

    U moet voor de rest van uw leven verschillende medicijnen slikken, bijvoorbeeld tegen afstoting.

  7. Na de transplantatie komt u voor controle naar het UMCG. De eerste weken komt u elke week op de polikliniek. Bij de arts en/of bij de verpleegkundig consulent alvleeskliertransplantatie. Een uur voor de controle laat u bloed prikken. Ook verzamelt u 24 uur uw urine en levert deze 24-uurs urine in.

    Als u problemen heeft door de transplantatie, komt u vaker dan 1 keer per week. Na een poosje komt u nog 1 keer in de 3 maanden. Dat hangt af van hoe het met u gaat. Bij elke controle onderzoeken we uw bloed en lichamelijke gezondheid.

    Tijdens het eerste jaar na de transplantatie krijgt u elke maand bloedonderzoek. Dit doen we op de polikliniek tijdens de controle, maar kan ook tussendoor bij een prikcentrum bij u in de buurt. Dit kan een ziekenhuis zijn of bijvoorbeeld een huisartsenlaboratorium.

    Na dit eerste jaar komt u meestal elk half jaar voor controle naar de polikliniek in het UMCG. Hoe vaak u precies voor controle komt, hangt af van uw situatie. Na de transplantatie blijft u altijd onder controle van het alvleeskliertransplantatieteam van het UMCG.

  • Bij elke operatie kunnen er achteraf problemen zijn. Ook als de operatie zelf goed is gegaan. Deze problemen noemen we complicaties. Mogelijke complicaties zijn:

    • de nieuwe alvleesklier werkt niet goed
    • infecties aan de operatiewond of aan de alvleesklier
    • lekkage van de alvleesklier of darmaansluiting
    • vernauwing en verstopping van de bloedvaten
    • bloeding van de nieuwe alvleesklier of aan de wond

    Ook na de transplantatie kunt u nog problemen hebben, zoals:

    • bijwerkingen door de medicijnen, zoals darmklachten, trillen, verschillende vormen van kanker, bijvoorbeeld huidkanker
    • diabetes
    • zwaarder worden
    • stemmingswisselingen
    • moeheid

    Soms accepteert uw lichaam de donoralvleesklier niet. Dit heet afstoting. Dat kan voorkomen in de eerste maanden na de transplantatie (acute afstoting) of nog veel later (chronische afstoting). Daarom krijgt u medicijnen tegen afstoting na de transplantatie.

    Heel soms krijgt iemand met een getransplanteerd orgaan een overdraagbare ziekte van de donor. Donororganen worden altijd volgens afgesproken richtlijnen gecontroleerd op ziekten. Maar sommige ziekten kunnen we niet opsporen en/of uitsluiten met (bloed)onderzoek.

    Wanneer bellen?

    Het is belangrijk dat u ons direct belt als u 1 of meer van deze klachten heeft:

    • koorts 38°C en hoger
    • benauwdheid of kortademigheid
    • luchtweginfectie met ophoesten van geel/groen slijm
    • aanhoudende diarree, misselijkheid, buikpijn of langdurig overgeven
    • oplopende bloedsuikers zonder duidelijke oorzaak

    Bel het algemene nummer van het UMCG (050) 361 61 61 en vraag naar transplantatienefroloog die dienst heeft.

    Bel uw huisarts bij de volgende problemen:

    • witte aanslag in de mondholte, die niet weg te poetsen is
    • koortslip
    • pijn bij het plassen
    • verhoogde bloeddruk, de onderdruk moet onder de 100 blijven

Bijwerkingen en risico's

Bij elke operatie kunnen er achteraf problemen zijn. Ook als de operatie zelf goed is gegaan. Deze problemen noemen we complicaties. Mogelijke complicaties zijn:

  • de nieuwe alvleesklier werkt niet goed
  • infecties aan de operatiewond of aan de alvleesklier
  • lekkage van de alvleesklier of darmaansluiting
  • vernauwing en verstopping van de bloedvaten
  • bloeding van de nieuwe alvleesklier of aan de wond

Ook na de transplantatie kunt u nog problemen hebben, zoals:

  • bijwerkingen door de medicijnen, zoals darmklachten, trillen, verschillende vormen van kanker, bijvoorbeeld huidkanker
  • diabetes
  • zwaarder worden
  • stemmingswisselingen
  • moeheid

Soms accepteert uw lichaam de donoralvleesklier niet. Dit heet afstoting. Dat kan voorkomen in de eerste maanden na de transplantatie (acute afstoting) of nog veel later (chronische afstoting). Daarom krijgt u medicijnen tegen afstoting na de transplantatie.

Heel soms krijgt iemand met een getransplanteerd orgaan een overdraagbare ziekte van de donor. Donororganen worden altijd volgens afgesproken richtlijnen gecontroleerd op ziekten. Maar sommige ziekten kunnen we niet opsporen en/of uitsluiten met (bloed)onderzoek.

Wanneer bellen?

Het is belangrijk dat u ons direct belt als u 1 of meer van deze klachten heeft:

  • koorts 38°C en hoger
  • benauwdheid of kortademigheid
  • luchtweginfectie met ophoesten van geel/groen slijm
  • aanhoudende diarree, misselijkheid, buikpijn of langdurig overgeven
  • oplopende bloedsuikers zonder duidelijke oorzaak

Bel het algemene nummer van het UMCG (050) 361 61 61 en vraag naar transplantatienefroloog die dienst heeft.

Bel uw huisarts bij de volgende problemen:

  • witte aanslag in de mondholte, die niet weg te poetsen is
  • koortslip
  • pijn bij het plassen
  • verhoogde bloeddruk, de onderdruk moet onder de 100 blijven

Medicijnen en bijwerkingen

Na een transplantatie moet u de rest van uw leven medicijnen slikken tegen afstoting van het orgaan.

Video bekijken Scannen

Leefstijl en revalidatie na de transplantatie

Door een transplantatie verandert uw leven. U kunt dingen die u eerder niet kon. Maar u moet ook met veel zaken rekening houden. Lees meer over leven na een transplantatie.

Heeft u nog vragen?

U kunt ons bellen via het secretariaat niertransplantatie van maandag tot en met vrijdag, tussen 8.30 en 16.30 uur. U kunt ook een e-mail sturen.