Longoperatie

Bij een longoperatie halen we een deel van de long of de hele long weg. Dit kan op 2 manieren: met een kijkoperatie of een operatie waarbij we de borstkas open maken.

De linkerlong bestaat uit 2 ‘kwabben’, en de rechterlong uit 3. Een kwab is dus een deel van de long. U kunt een groot deel van de longen missen zonder dat dit slecht is voor de rest van uw lichaam. Hoeveel van de long we weghalen, hangt af van het soort en de grootte van de afwijking. Dit kan een deel van een kwab zijn, 1 of 2 kwabben of een hele long. Vóór de operatie bepalen we met longonderzoek hoeveel longweefsel we veilig weg kunnen halen. En welke operatie hiervoor nodig is. Dit verschilt per persoon.

Wanneer doen we een longoperatie?

We doen een longoperatie bij:

  • longkanker of een uitzaaiing van kanker ergens anders in het lichaam naar de longen 
  • een ontsteking in de longen die niet overgaat 
  • bij een klaplong, dus een ingeklapte long, als er lucht blijft lekken of als iemand na een eerdere klaplong opnieuw een klaplong krijgt 
  • om stukjes longweefsel weg te halen voor onderzoek bij afwijkingen aan de long of om stukjes weefsel weg te halen van het vlies aan de binnenkant van de borstkas 
  • om kleine, goedaardige gezwellen weg te halen 

Mogelijke longoperaties

Een longoperatie kan op 2 manieren. Welke operatie u krijgt, hangt af van het soort afwijking en van de plaats van de afwijking.  

Open operatie 

Dit is een operatie waarbij we de borstkas open maken om goed bij de longen te kunnen. U krijgt dan een vrij grote wond. Meestal is deze operatie nodig voor longkanker of voor een uitzaaiing in de long van een gezwel op een andere plek in het lichaam. 

Soms doen we een proefthoracotomie. Dit is ook een operatie aan de long, maar we weten dan vooraf nog niet of we een longkwab of de hele long kunnen weghalen. Dit bepalen we dan tijdens de operatie. Het komt ook voor dat we tijdens een proefthoracotomie niets weghalen. 

Kijkoperatie 

Bij een kijkoperatie opereren we via een paar sneetjes in de borstkas. De sneetjes zijn ongeveer 2 centimeter. Via de sneetjes brengen we een kijkbuisje met een camera en licht (de scoop) en instrumenten in de borstholte. Via een beeldscherm dat verbonden is met de camera kunnen we de operatie zien. Deze operatie noemen we ook wel een Vats (Video Assisted Thoracic Surgery).  

Uw arts kan u verwijzen naar het Hartcentrum.  

De behandeling stap voor stap

  1. U krijgt een brief en informatie van ons. In de brief staat hoe u zich op de operatie voorbereidt bijvoorbeeld. En welke medicijnen u wel en niet mag gebruiken. Soms krijgt u geen brief van ons. Wij bellen u dan.

    Sieraden en piercings moeten uit of af voor de operatie. Laat de sieraden thuis. Heeft u uw nagels gelakt? Of heeft u kunstnagels? Haal dit weg voor u naar het ziekenhuis komt. Tijdens de ingreep krijgt u een soort knijpertje op uw vinger. Daarmee kunnen we steeds het zuurstofgehalte in uw bloed meten. Dat lukt niet goed als er iets op de nagels zit. 

    Voor beide operaties gaat u onder narcose. U bent dan in een diepe slaap. U wordt voor een longoperatie een paar dagen opgenomen in het ziekenhuis. 

  2. De dag vóór de operatie wordt u opgenomen in het ziekenhuis. U heeft gesprekken met verschillende medewerkers die bij de opname en de operatie betrokken zijn. Zoals een verpleegkundige, zaalarts, anesthesioloog en de chirurg.

    We onderzoeken u ook. De verpleegkundige controleert uw bloeddruk, hartslag en temperatuur. We nemen bloed af, maken een hartfilmpje en een röntgenfoto. Soms krijgt u een laxeermiddel. Op de avond vóór en op de dag van de operatie doucht u zich met speciale zeep. 

  3. Voor de operatie doet u operatiekleding aan. Als u een kunstgebit heeft, doet u die uit. Daarna gaat u naar de operatiekamer. U gaat voor deze operatie onder narcose. Daarvoor krijgt u een infuus in een ader. Daarna krijgt u een beademingsbuis in uw luchtpijp.  We brengen een katheter in de plasbuis. Via dat slangetje kan de plas uit uw blaas.  

    Hoelang de operatie duurt, hangt af van het soort operatie dat u krijgt.

    De open operatie

    Meestal krijgt u voor de operatie een slangetje in de rug. Dit heet ook wel een ruggenprik of een epiduraal katheter. Via het slangetje kunnen we tijdens en na de operatie extra pijnstilling geven.   

    Om bij de long te kunnen, maken we de borstkas open. We maken een schuine snede, tussen 2 ribben door. Het hangt van uw situatie af, welke operatie we dan doen:   

    • de hele long weghalen (pneumonectomie) 
    • 1 of 2 longkwabben weghalen (lobectomie of bilobectomie) 
    • of een deel van een longkwab weghalen (wigresectie) 

    Als de operatie klaar is hechten we de wond. We laten 1 of 2 slangen (drains) achter in de borstholte. Die zijn verbonden met een afzuigsysteem. Dit systeem zorgt ervoor dat de long zich goed kan ontplooien en voert het wondvocht en lucht af.

    Kijkoperatie

    We maken een sneetje tussen 2 ribben, waardoor we de thoracoscoop naar binnen schuiven. Hiermee kunnen we de longen en het gebied eromheen op een beeldscherm zien. We maken nog 2 sneetjes waardoor we de instrumenten waarmee we in de borstholte werken inbrengen. Wat er precies gebeurt, hangt af van de reden van de ingreep: 

    1. longkanker: we halen 1 of meerdere kwabben (lobectomie), een deel (segmentresectie) of een kleiner deel van de long (wigresectie) weg. We halen ook de lymfeklieren rond de long weg. 
    2. klaplong: een klaplong komt meestal door een gesprongen longblaasje. Dit blaasje halen we weg met een soort nietapparaat. Daarna halen we een deel van het vlies aan de binnenkant van de borstkas weg. Dit heet een pleurectomie. Of we maken het vlies ruw. Dit heet een abrasie. Zo verkleeft de long na de operatie met de borstkas. Bij deze ingreep geven we een ruggenprik en brengen een slangetje in tussen 2 wervels. Via dit slangetje krijgt u na de operatie medicijnen tegen de pijn. 
    3. onderzoek: we halen een stukje long weg met een soort nietapparaat. Dat kan ook een stukje lymfeklier zijn, of een stukje van het vlies aan de binnenkant van de borstkas. Dit laatste heet een pleurabiopsie. 
    4. uitzaaiing: we nieten het longweefsel rond de tumor af met een nietapparaat. De tumor en een rand long eromheen halen we weg. Dit heet een wigresectie. 

    Soms moeten we het operatieplan tijdens de operatie aanpassen. We moeten bijvoorbeeld toch de borstkas openmaken omdat we de operatie niet via een kijkoperatie kunnen doen.     

    We hechten de wond onder de huid of maken de wond dicht met speciale nietjes. U krijgt een drain in de borstholte. Dit is een flexibele slang, zodat de lucht en het wondvocht eruit kan. 

    Als de operatie klaar is, halen we de beademingsbuis weg.  

  4. Na de operatie wordt u wakker op de operatiekamer. Daarna gaat u naar de uitslaapkamer of de intensive care en krijgt u medicijnen tegen de pijn. U krijgt zuurstof via een kapje of slangetje. 

    Als het goed gaat, gaat u naar de verpleegafdeling. Dit is op de dag van de operatie, of de dag erna. Als u weer zelf naar de wc kunt, halen we de katheter uit uw blaas. Tijdens de operatie heeft u een drain in de borstholte gekregen. Dit is een slang die lucht en wondvocht afvoert. De drain kan na een paar dagen weg.  

    Het is belangrijk dat u slijm dat nog in uw longen zit ophoest. Dit om infecties te voorkomen. De fysiotherapeut komt daarom langs voor ademhalingsoefeningen. De fysiotherapeut geeft u later ook advies over bewegen en uw conditie opbouwen. 

    We vragen u regelmatig of u pijn heeft en of de pijnstillers goed helpen tegen de pijn.

    De operatiewond is gehecht met hechtingen die vanzelf oplossen. Soms gebruiken we nietjes of niet oplosbare hechtingen. De huisarts haalt die dan na 10 dagen weg. Soms is de wond opgezwollen, dit gaat vanzelf weg na een paar weken.

  5. Als er weefsel voor onderzoek is weggehaald, dan onderzoekt de patholoog dat weefsel. U krijgt de uitslag van dat onderzoek na ongeveer een week. Als u nog op de verpleegafdeling bent, dan hoort u de uitslag van de chirurg. Deze uitslag wordt ook nog besproken in het longteam. Na ontslag wordt een gesprek geregeld met de longarts waarbij de uitslag, eventuele nabehandeling en vooruitzichten zullen besproken worden. 

    Onderzoeken na de operatie  

    Afhankelijk van welke operatie u heeft gehad, doen we verschillende onderzoeken. Bijvoorbeeld: 

  6. Meestal mag  u na 3 tot 7 dagen weer naar huis. Dit hangt af van de operatie die u heeft gehad en hoe het met u gaat.

    U heeft eerst een gesprek met uw arts en krijgt informatie en leefregels mee voor thuis. De kant van uw lichaam waaraan u bent geopereerd, kan nog een maand of 3 pijn doen. U kunt hier paracetamol voor nemen. Het is goed dat bij dit gesprek uw naaste ook aanwezig is.  
     
    We sturen uw longarts en huisarts of verwijzende arts een ontslagbrief.  

  7. Na 2 weken heeft u weer een afspraak voor controle. Die afspraak is op de polikliniek in het UMCG, of in uw eigen ziekenhuis.  

    Thuis gaat het herstellen en revalideren door. Hoe snel dit gaat, verschilt per persoon. Meestal duurt het ongeveer 3 tot 6 maanden. 

    De operatie is vaak ingrijpend. U kunt zich wanneer u thuis bent angstig, onzeker of verdrietig voelen. Soms heeft uw ziekte gevolgen voor uzelf en/of uw naaste omgeving. Bespreek dit met uw huisarts. Samen met uw huisarts kunt u besluiten om een afspraak te maken met een maatschappelijk werker of psycholoog. 

Bijwerkingen en risico's

Bij elke operatie kunnen er achteraf problemen zijn. Ook als de operatie zelf goed is gegaan. Deze problemen noemen we complicaties. Complicaties die bij een longoperatie voor kunnen komen zijn:

  • nabloeding
  • hartritmestoornissen
  • klaplong
  • infectie
  • heesheid
  • een ader die verstopt raakt door een bloedprop. Dit heet trombose. Als deze bloedprop in de longen zit, is het een longembolie.

Wat te doen bij klachten?

U krijgt als u naar huis gaat informatie van ons over wat u moet doen als u klachten krijgt. Bijvoorbeeld bij klachten zoals:

  • benauwdheid/kortademigheid die toeneemt
  • een rode, dikke of pijnlijke wond
  • steeds erger wordende pijn aan borst
  • vocht uit de wond (bloed, helder of troebel)
  • steeds erger hoesten en het opgeven van geel of groen slijm
  • koorts (38˚C of hoger)

Tips voor thuis

Als u weer thuis bent, moet u met een aantal dingen rekening houden: 

  • Wond: als de wond droog is, hoeft u er niets op te doen. Als de wond nog wel lekt, dan verbindt u de wond met een droog gaasje of pleister. Gebruik de eerste 6 weken geen crèmes, poeder of zeep op de wond. 
  • Douchen/bad: de dag na de operatie mag u weer douchen. Na 6 weken mag u weer in bad. 
  • Hechtingen: de huisarts haalt de eventuele hechtingen of nietjes ongeveer 10 dagen na de operatie weg. Dit staat ook in de ontslagbrief die we naar de huisarts sturen.  
  • Pijn: als u in bed ligt kunt u een kussen onder de arm aan de geopereerde kant leggen. Bij hoesten/niezen kunt u een opgevouwen handdoek gebruiken als tegendruk op de wond. Bij de stoelgang moet u hard persen vermijden. 
  • Dagelijkse activiteiten: probeer uw dagelijkse activiteiten rustig uit te breiden. Begin met de activiteiten die u gemakkelijk aankunt en zolang u deze vol kunt houden. U mag best moe worden, maar stop met iets als u erg kortademig wordt. Het is belangrijk om naar buiten te gaan. U mag de eerste 6 weken na ontslag alleen licht huishoudelijk werk doen 
  • Bezoek: bouw ook sociale activiteiten langzaam weer op. Plan bijvoorbeeld het ontvangen van bezoek goed, zodat het in balans is met wat u aankunt. Vermijd de eerste vier tot zes weken plekken waar veel mensen samen komen of waar gerookt wordt.  
  • Autorijden en fietsen: u mag tot 4-6 weken na de operatie niet autorijden (besturen) of fietsen 
  • Weer aan het werk: ongeveer 1 tot 3 maanden na de operatie kunt u weer beginnen met werken. Dat hangt wel af van het soort werk dat u doet. 

Infecties voorkomen

Iemand die ziek is, is extra vatbaar voor infecties. Het is daarom belangrijk dat patiënten goed beschermd worden tegen ziektekiemen. In het UMCG zetten we elke dag alles op alles om infecties te voorkomen. 

Zorg voor balans in je dagelijks leven

De keuzes die je maakt in je dagelijks leven hebben invloed op je gezondheid en je gevoel van welbevinden. Als je gezond bent maar ook als je ziek bent of aan het herstellen bent. Bekijk wat je zelf kunt doen op het gebied van leefstijl. Of ga eens langs bij onze leefstijladviseurs. Zij denken graag met je mee.

Heeft u nog vragen?

U kunt het Hartcentrum bellen van maandag tot en met vrijdag, tussen 8.00 en 16.30 uur.