Wat willen jullie met dit onderzoek bereiken?
Robin: ‘Met de resultaten uit dit onderzoek willen we specialisten ouderengeneeskunde helpen bij het kiezen van passende onrustmedicatie. Er is nog relatief weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar onrustmedicatie bij verpleeghuisbewoners met dementie, terwijl dat een heel grote gebruikersgroep is. Geneesmiddelenonderzoek richt zich vaak op gezonde mannen van middelbare leeftijd. Lieke: Ik ervaar zelf hoe lastig het is om bij onrust goed te kunnen behandelen. Een specialist ouderengeneeskunde kiest nu vooral op basis van eigen kennis en ervaringen voor een bepaald medicijn. De huidige richtlijn biedt te weinig houvast: meer dan de helft van de voorgeschreven onrustmedicatie wijkt af van de richtlijn. Doordat de geadviseerde medicatie niet altijd het gewenste effect heeft of omdat de bewoner te veel last heeft van bijwerkingen, zoals sufheid of stijfheid.’
Wat maakt dit onderzoek bijzonder?
Robin: ‘Dat we bij dit onderzoek per verpleeghuisbewoner het effect van de medicatie op het onrustige gedrag en de eventuele bijwerkingen in kaart kunnen brengen.’
Lieke: ‘Bij de meeste onderzoeken krijgt de ene groep een placebo, dat is een medicijn zonder werkzame stof, en de andere een actief medicijn. Je stelt dan niet het effect van het actieve medicijn per individu vast, maar het gemiddeld effect voor een groep. Bij dit onderzoek gebruiken we de N=1 methode, een onderzoeksmethode waarbij het effect en de bijwerkingen voor elke bewoner individueel worden onderzocht. De verpleeghuisbewoner doorloopt twaalf weken lang drie periodes van vier weken waarbinnen twee weken de voorgeschreven medicatie wordt voorgeschreven en twee weken een placebo. De volgorde is hierbij willekeurig bepaald, en wordt pas achteraf bekend gemaakt. Niemand - de bewoner, naasten, zorgteam, arts of onderzoeker - weet wanneer de bewoner het medicijn of de placebo krijgt.’ Robin: ‘Na deze twaalf weken gaan we direct aan de slag met de resultaten en maken we per bewoner het effect op het onrustige gedrag en de bijwerkingen inzichtelijk. We kunnen precies zien bij wie en bij hoeveel mensen de onderzochte onrustmedicatie een gunstig effect heeft en bij wie of bij hoeveel niet.’
Waarom kostte de aanvraag voor de Medisch Ethische Commissie veel tijd?
Robin: ‘Geneesmiddelenonderzoek binnen de verpleeghuissector is vrij zeldzaam en vraagt om een unieke aanpak afgestemd op de verpleeghuiszorg. Elke projectteambijeenkomst bracht weer nieuwe vraagstukken aan het licht.’ Lieke: ‘Bijvoorbeeld de registratie van ongewenste gebeurtenissen. Hoe ga je daarmee om? Natuurlijk moet je deze gebeurtenissen registreren, maar dan moet je ook iets zeggen over de oorzaak: komt de gebeurtenis door de medicijnen of niet? Dat is bij deze doelgroep extra lastig om te bepalen, omdat ouderen vaak met meerdere aandoeningen te maken hebben.’
Wat levert zorgorganisaties meedoen met dit onderzoek op?
Robin: ‘Dit onderzoek kan specialisten in hun werk ondersteunen. Het biedt hun een unieke kans om meer kennis te vergaren over onrustmedicatie en de richtlijnen hiervoor te verbeteren. Zodat zij voor hun bewoners een goed onderbouwde keuze kunnen maken of de medicatie voortgezet, gestopt of vervangen moet worden. Meer inzicht in effect en bijwerkingen kan een positieve bijdrage leveren aan het welzijn van verpleeghuisbewoners met dementie. En hen ook in de laatste levensfase een zo goed mogelijke kwaliteit van leven bezorgen.’
Vanuit het UNO-UMCG hebben Carintreggeland en Noorderboog zich al aangemeld voor het ADAPT-onderzoek. Is jouw behandelteam ook geïnteresseerd om mee te doen? Neem gerust contact op met senioronderzoeker Esther de Haas: [email protected].
Lees meer over het ADAPT-onderzoek op de UNO-UMCG website.