Artrodese: vastzetten van een gewricht in hand en pols

Artrodese is een operatie waarbij we het gewricht vastzetten. Bijvoorbeeld in de pols, hand of vinger. Dat zorgt ervoor dat iemand minder pijn aan het gewricht heeft.

Bij een artrodese halen we kapot kraakbeen uit een gewricht. Daarna zetten we het gewricht vast. Dit kan met een schroef, plaatje of ijzerdraad. Na een tijdje groeien de botjes aan elkaar vast. Zo is er geen wrijving meer tussen de botten. Hierdoor heeft u minder pijn. We kunnen verschillende gewrichten vastzetten:

  • Pols: het spaakbeen en de polsbotjes. Na deze behandeling kunt u uw pols niet meer buigen, strekken of naar de zijkant bewegen. U kunt wel uw onderarm en vingers goed blijven bewegen.
  • Een deel van de pols: de 4 polsbotjes lunatum, capitatum, triquetrum en hamatum. Dit heet ook wel een LCTH-artrodese. Na deze behandeling kunt u uw pols minder goed bewegen dan daarvoor. U kunt wel uw onderarm en vingers goed blijven bewegen.
  • Vingers of duim: verschillende gewrichten. Na deze behandeling kunt u het gewricht dat is vastgezet niet meer bewegen. De andere gewrichten in de vinger of duim wel. 

Wanneer een gewricht vastzetten? 

De reden voor een operatie is meestal artrose. Bij artrose verandert het kraakbeen in een gewricht. Het kraakbeen wordt slechter en dunner. Soms is het kraakbeen zelfs helemaal weg. De botten gaan dan tegen elkaar aan wrijven. Dit doet pijn, vooral bij beweging. Als andere behandelingen zoals een spalk of injecties niet goed of goed genoeg werken, is een operatie een mogelijke behandeling. 

Eerste gesprek

Uw huisarts of medisch specialist kan u verwijzen naar het Hand- en Polscentrum. Tijdens het eerste gesprek krijgt u informatie over de behandeling, de nabehandeling en de mogelijke problemen na de behandeling. 

De behandeling stap voor stap

  1. U krijgt een afspraakbrief en informatie van ons. Daarin staat hoe u zich op de operatie voorbereidt. Ook heeft u voor de operatie een afspraak met de anesthesioloog over de verdoving. Hiervoor gaat u naar de Pre Operatieve Polikliniek Anesthesiologie (POPA).

  2. Voor de operatie gaat u naar Operatief Dagbehandeling Centrum (ODBC).

  3. U krijgt eerst uitleg over de behandeling. Daarna gaat u naar de operatiekamer.

    Tijdens de operatie verdoven we uw hele arm. U krijgt daarvoor prik met een verdovende vloeistof in uw hals of oksel. Uw arm voelt daarna warm en zwaar aan. Het gevoel in uw arm verdwijnt, en kunt u uw arm niet meer bewegen. Veel patiënten zeggen dat dit voelt alsof de arm rechtop staat of op de buik ligt.

    U krijgt daarna een band om uw bovenarm. Die pompen we op. Dit lijkt op een bloeddrukmeting. De band zorgt ervoor dat het bloed niet meer door de arm kan stromen en de bloedvaten leeg blijven. De arts haalt de band meteen na de operatie weer weg.

    We maken eerst een snee in de huid bij het gewricht. Zo kunnen we er goed bij komen. We halen het kapotte kraakbeen weg, en zetten de botten tegen elkaar. Daarna zetten we de botten vast. Dit doen we in de vingers meestal met pennen en schroeven. In de pols gebruiken we vaak ook een plaatje. Dit bespreken we vooraf met u. 

  4. Na de operatie gaat u naar de uitslaapkamer. U heeft een stevig verband om uw hand, soms met een spalk erbij. Uw arm ligt op een kussen dat hoger ligt dan de rest van uw lichaam. Zo wordt uw hand niet dik.

    Als u zich goed voelt, mag u een paar uur na de operatie uit bed. Uw arm moet dan in een draagband. Krijgt u pijn in uw arm? Dan kunt u om pijnstillers vragen.

    De arts vertelt u wanneer u van de uitslaapkamer af mag. Dit hangt af van hoe goed u zich voelt. Daarna mag u naar huis.

  5. Na de operatie komt u 3 keer voor controle naar de polikliniek Vorm en Beweging. De eerste afspraak is 1 tot 2 weken na de operatie. We halen de gipsspalk weg en controleren de wond. Als u hechtingen heeft, halen we die ook weg. Na 6 weken komt u opnieuw voor controle. We maken dan een röntgenfoto van uw hand of pols. Ongeveer drie maanden na de operatie is de laatste controle.

    Soms halen we de pennen, schroeven of platen in uw gewricht na een tijd weg. Soms blijven ze zitten. De chirurg vertelt u of dit gebeurt, en wanneer we dit doen.

  6. Na de operatie gaat u revalideren. De handtherapeut en revalidatiearts helpen u hierbij. U krijgt gips of een spalk om uw arm. Dit hangt van van welk gewricht is vastgezet. Het gips of de spalk moet blijven zitten tot de botten goed zijn aangegroeid. Dit kan 6 weken tot 3 maanden duren. In overleg met de handtherapeut draagt u daarna de spalk steeds minder vaak. U start dan met oefeningen om de kracht in uw hand- of armspieren weer op te bouwen.

  • Bij elke operatie kunnen er achteraf problemen zijn. Ook als de operatie zelf goed is gegaan. Deze problemen noemen we complicaties. Bij deze operatie zijn dat:

    • nabloeding of bloeduitstorting. Dit gebeurt vaak en gaat vanzelf over
    • infectie. Dit komt bijna nooit voor
    • beschadiging van de zenuwen in de huid. Hierdoor kan een klein stukje van uw huid gevoelloos worden. Dit gebeurt bijna nooit. Als het wel gebeurt, gaat het bijna altijd weer over
    • soms duurt het lang voordat de botten aan elkaar groeien. Heel soms groeien ze niet aan elkaar. Soms moeten we u dan opnieuw opereren. 

    Wanneer bellen?

    Bel ons als:

    • u koorts krijgt (hoger dan 38,5 graden)
    • u erge pijn heeft aan uw hand
    • er etter uit de wond komt

    Bellen kan op werkdagen van 8.00 tot 16.30 uur op het telefoonnummer (050) 361 14 84. Bel op andere dagen of tijden het algemene nummer (050) 361 61 61. Vraag naar de plastisch chirurg die dienst heeft.

  • De eerste 6 weken moet u rustig aan doen met uw hand of pols. Het kan zijn dat u hulp nodig heeft bij sommige dingen. Bijvoorbeeld bij het aankleden, werken of het huishouden. De verpleegkundige overlegt met u waar u hulp bij nodig heeft. En wat uw opties zijn. Na 6 weken kunt u uw hand steeds meer gebruiken.

Bijwerkingen en risico's

Bij elke operatie kunnen er achteraf problemen zijn. Ook als de operatie zelf goed is gegaan. Deze problemen noemen we complicaties. Bij deze operatie zijn dat:

  • nabloeding of bloeduitstorting. Dit gebeurt vaak en gaat vanzelf over
  • infectie. Dit komt bijna nooit voor
  • beschadiging van de zenuwen in de huid. Hierdoor kan een klein stukje van uw huid gevoelloos worden. Dit gebeurt bijna nooit. Als het wel gebeurt, gaat het bijna altijd weer over
  • soms duurt het lang voordat de botten aan elkaar groeien. Heel soms groeien ze niet aan elkaar. Soms moeten we u dan opnieuw opereren. 

Wanneer bellen?

Bel ons als:

  • u koorts krijgt (hoger dan 38,5 graden)
  • u erge pijn heeft aan uw hand
  • er etter uit de wond komt

Bellen kan op werkdagen van 8.00 tot 16.30 uur op het telefoonnummer (050) 361 14 84. Bel op andere dagen of tijden het algemene nummer (050) 361 61 61. Vraag naar de plastisch chirurg die dienst heeft.

Tips voor thuis

De eerste 6 weken moet u rustig aan doen met uw hand of pols. Het kan zijn dat u hulp nodig heeft bij sommige dingen. Bijvoorbeeld bij het aankleden, werken of het huishouden. De verpleegkundige overlegt met u waar u hulp bij nodig heeft. En wat uw opties zijn. Na 6 weken kunt u uw hand steeds meer gebruiken.

Zorg voor balans in je dagelijks leven

De keuzes die je maakt in je dagelijks leven hebben invloed op je gezondheid en je gevoel van welbevinden. Als je gezond bent maar ook als je ziek bent of aan het herstellen bent. Bekijk wat je zelf kunt doen op het gebied van leefstijl. Of ga eens langs bij onze leefstijladviseurs. Zij denken graag met je mee.

Heeft u nog vragen?

U kunt polikliniek Vorm en Beweging bellen van maandag tot en met vrijdag, tussen 8.00 en 16.30 uur. U kunt ook een e-mail sturen.