De cardioloog heeft tijdens het eerste gesprek met u besproken of u tijdens het onderzoek wakker bent of dat u in slaap wordt gebracht. U krijgt vlak voor het onderzoek een infuusnaald op de rug van uw hand of uw arm. Via het infuus krijgt u tijdens het onderzoek medicijnen en infuusvloeistof.
Voor de hartkatheterisatie krijgt u een plaatselijke verdoving in de lies. Hier gaan de katheters via hulsjes de ader of slagader in. Via de katheters kunnen we de elektrische activiteit van uw hart meten. Zo kunnen we erachter komen welke hartritmestoornis u heeft.
Vaak wekken we de hartritmestoornis op door extra prikkels naar het hart te sturen. Dit gaat meestal vanzelf weer over. Als dat niet gebeurt, krijgt u via de katheter korte elektrische prikkels om de stoornis weer te stoppen. Soms krijgt u via het infuus ook medicijnen (anti-aritmica). Soms is een elektrische schok nodig die het hartritme herstelt. Dit heet elektrische cardioversie en gebeurt onder een lichte narcose.
De ablatie
Als duidelijk is wat het probleem is en welke behandeling er nodig is, behandelen we de hartritmestoornis direct met ablatie. Via elektroporatie of door de katheter te verwarmen (radiofrequente ablatie) of te bevriezen, maken we littekens op het hartweefsel. Een litteken is een paar millimeter klein. Het littekenweefsel houdt de prikkels tegen die de hartritmestoornis veroorzaken.
Het opwarmen of bevriezen van de katheter duurt steeds een halve minuut tot een paar minuten. U voelt een warm of branderig gevoel, dat soms pijnlijk is. Hiervoor krijgt u extra medicijnen. Behandeling met elektroporatie gebeurt altijd onder narcose. U merkt dan niks van de behandeling.
Het onderzoek en de ablatie duren samen ongeveer 2 uur.