Wat is een ontwikkelingsachterstand?
Een ontwikkelingsachterstand kan op zichzelf staan of samen gaan met andere problemen, zoals een kleine lengte, gedragsproblemen, of een aangeboren hartafwijking. Als er een combinatie van problemen is, dan spreken we vaak van een syndroom. Een syndroom kan komen door een verandering in het erfelijk materiaal. Dit kan een verandering zijn in:
- een chromosoom, dat noemen we een chromosoomafwijking
- 1 (mono) erffactor (gen), dit heet ook wel een monogene aandoening
Chromosoomafwijking
Bij een chromosoomafwijking is een deel van een chromosoom te veel of te weinig aanwezig. We noemen dat een duplicatie (te veel) of deletie (te weinig). In zo’n stuk chromosoom kunnen 1 of meer erffactoren liggen. Omdat elk stukje chromosoom te veel of te weinig aanwezig kan zijn, zijn er heel veel verschillende chromosoomafwijkingen. De meeste zijn heel zeldzaam. Voorbeelden daarvan zijn:
- Chromosoom 6 afwijkingen
- Phelan-McDermidsyndroom en dan specifiek deleties 22q13
Monogene aandoening
Er zijn veel vormen van ontwikkelingsachterstand die ontstaan door een verandering (mutatie) in 1 enkel gen. Er zijn al meer dan 3000 genen bekend die belangrijk zijn voor de ontwikkeling. Voorbeelden daarvan zijn:
- CHARGE syndroom en dan de verandering in het CHD7 gen
- Phelan-McDermid syndroom, verandering in het SHANK3-gen