De geneeskunde heeft het thema voeding jarenlang links laten liggen. Onterecht, zo blijkt uit recent onderzoek van onder andere het UMCG. Goede voeding draagt namelijk niet alleen bij aan gezondheid en het voorkomen van ziektes, het zorgt er ook voor dat je je gezonder en fitter voelt als je een chronische ziekte hebt. Maar dan moet je wél van patiënten de voedingstoestand kennen.
Eyeopener: we weten niks
“Via urineonderzoek bij niertransplantatiepatiënten zagen we dat zij meer eiwit nodig hadden dan ze binnenkregen. Maar ze aten wél gezond, volgens de richtlijnen”, zegt Navis. Voor de Nierstichting zocht ze uit hoeveel van die voedingsrichtlijnen nou eigenlijk gebaseerd waren op patiëntengegevens. Wat bleek? “We weten niet wat patiënten nodig hebben, we hebben alleen maar een globaal idee!”
Je moet dus per patiëntengroep de voedingstoestand meten, is de conclusie. Navis en haar collega, UMCG-nefroloog Stephan Bakker, doen dat nu systematisch voor de niertransplantatiepatiënten in de studie TransplantLines, het zusje van de grote bevolkingsstudie LifeLines dat de levensloop volgt van de bevolking in Noord-Nederland. “We meten niet alleen, we zien ook het effect van een chronisch tekort of teveel.”
Vitamine B6
In Transplantlines zochten ze bijvoorbeeld uit hoe het zat met vitamine B6. “B6 is nodig voor bijna alles. Een tekort is niet goed voor je weerstand. B6 is belangrijk voor alle organen en speelt ook een grote rol bij eiwitafbraak.” Ook nu weer bleek bij veel transplantatie patiënten een fiks tekort, zelfs bij mensen die wel voldoende binnen kregen. En wat ernstig was: deze patiënten hadden een slechtere gezondheidsuitkomst.
Navis: “We realiseerden ons dat ziekte kennelijk iets doet met je stofwisseling. Daar weten we nog amper wat over, terwijl dat voor onze patiënten natuurlijk enorm belangrijk is.”
Voedingsonderzoekers van het UMCG speuren nu in Lifelines naar B6 bij ouderen. “Ook daar komen we veel tekorten tegen, maar niet zo erg als bij patiënten.” Het liefst zou Navis alle vitamines nalopen in Lifelines. “Heb je even 20 miljoen?” Ze focust voorlopig op onderzoek bij de kwetsbare groepen. “Dat helpt al om meters te maken.”
Scoren in Lifelines
Het team van epidemioloog Kromhout ontwikkelde ondertussen een instrument dat de inname van gezonde en ongezonde voedingsmiddelen meet: de Lifelines-voedingsscore. Het doel van dit instrument is om in de algemene bevolking en in bepaalde patiëntgroepen te kijken naar de kwaliteit van de voeding.
Voor 130.000 deelnemers uit Lifelines is een voedingsscore berekend. Op basis daarvan concluderen de onderzoekers dat demografische factoren, zoals leeftijd en opleidingsniveau, van invloed zijn op het voedingspatroon. “Jongere mensen scoren slechter dan oudere, en hoger opgeleiden scoren beter dan lager opgeleiden”, zegt Kromhout.
Navis: “We zien ook dat lager opgeleide vrouwen gezonder gaan eten als ze ouder worden. Hun score wordt net zo goed als die van hoger opgeleiden. Maar mannen maken de inhaalslag niet of nauwelijks.” Hoe kan dat?
Navis komt met een verrassende hypothese. “Welke opleiding heb je als 62-jarige, laagopgeleide vrouw gehad? Huishoudschool! Gezonde voeding, hoe je de boodschappen doet en hoe je voorkomt dat voeding bederft: dat zat ingebakken in het onderwijs. De alternatieve verklaring is dat die mannen net als hun vrouwen het advies ‘gezonder gaan eten’ van de huisarts hebben gehad, maar niet doen wat de dokter zegt.”
Gevaar van overgewicht behoeft nuancering
“Met de Lifelines-voedingsscore kijken we sinds kort ook naar gewichtstoename. We meten de voeding, vervolgens kijken we naar wie er aankomt, en daarna hoeveel mensen diabetes type 2 ontwikkelen”, vult Kromhout aan.
Maar de veronderstelling dat obesitas voor iedereen een enorm gezondheidsrisico is, behoeft nuancering, zegt hij. “Kinderen met overgewicht hebben tachtig procent kans om dik te blijven en dus diabetes type 2 en hart- en vaatziekten te ontwikkelen. Dat moet je natuurlijk proberen te voorkomen. Maar voor mensen met overgewicht boven de veertig ligt het anders. Hun risico op sterfte is vergelijkbaar met dat van leeftijdgenoten met gewenst gewicht. Bij leeftijdgenoten met heel ernstig overgewicht (obesitas) gaat het risico op sterfte wél sterk omhoog. Mensen met obesitas proberen vaak af te vallen door heel weinig te eten, maar dat is nog slechter voor je gezondheid. Bij deze groep moet je heel goed kijken naar de kwaliteit van de voeding, dat ze voldoende goede voedingsstoffen binnenkrijgen en binnen houden.” Net als bij chronisch zieken dus.
Farmaceutisch gedreven
Tot ver in de moderne tijd was sleutelen aan voeding een van de weinige remedies die een dokter had. Dat veranderde eind 19e eeuw door grote wetenschappelijke doorbraken. “Sinds de jaren zestig-zeventig steekt de farmaceutische industrie enorm veel geld in onderzoek: dat levert behandelmethodes op waarvan onderbouwd is dat ze werken. De voedingsmiddelenindustrie investeert amper in onderzoek. Het onderzoek naar claims dat een voedingsmiddel een ziekte geneest, heeft niets opgeleverd”, zegt Kromhout.
“En omdat we zulke goede diëtisten hebben, dachten medici: we hoeven ons niet bezig te houden met voeding”, denkt Navis. “We hebben een slag gemist. Voeding moet weer meer van de dokter worden.”