Een reis door de tijd: van Nosocomium Academicum tot UMCG

De geschiedenis van het Universitair Medisch Centrum Groningen begint in 1797, bij de opening van het Nosocomium Academicum. De wereld en het ziekenhuis zagen er toen heel anders uit. Een reis door de tijd.

1614: medisch onderwijs in Groningen 

Door de oprichting van een hogeschool - de huidige Rijksuniversiteit Groningen - werd het in 1614 mogelijk om medisch academisch onderwijs te volgen in Groningen. Dr. Nicolaus Mulerius werd als eerste hoogleraar benoemd. De inhoud van het medisch onderwijs werd mede bepaald door de scheiding tussen de academische artsen en de chirurgijns en barbiers. Het was beneden de waardigheid van de academische artsen om zich in te laten met de ambachtelijke en vaak bloederige werkzaamheden van chirurgijns en barbiers. Ook wilden de academici hun reputatie niet op het spel zetten in het niet onwaarschijnlijke geval dat een behandeling faalde. Hierdoor had het onderwijs van de hogeschool vaak een filosofisch karakter. 
Nicolaus Mulerius, professor in de medicijnen te Groningen van 1564 tot 1614Collectie: Groninger Archieven

1797: opening Nosocomium Academicum 

Aan het eind van de achttiende eeuw werd het belang van praktisch klinisch onderwijs voor academici duidelijk. De dan zittende hoogleraar Geneeskunde, Evert Jan Thomassen à Thuessink, nam daarom het initiatief om een academisch ziekenhuis te stichten. Het ziekenhuis genaamd Nosocomium Academicum opende op 11 november 1797 zijn deuren in het Groene Weeshuis, in de Hofstraat. 
Nosocomium Academicum in het Groene Weeshuis in 1858Bron: Wikipedia

1803: grotere locatie in het West-Indisch Huis 

Hoe goed het initiatief van Thomassen à Thuessink ook was, het Nosocomium bleek al snel te klein en te simpel om een succes te worden. Daarom opende Thomassen à Thuessink in 1803 een beter ingericht ziekenhuis in het West-Indisch Huis, aan de Munnekeholm. En met succes. Het vertrouwen in het ziekenhuis nam toe. Er meldden zich steeds meer patiënten en de behandelingen hadden vaker succes. 

Op de nieuwe locatie konden veel meer mensen worden opgenomen. In het Groene Weeshuis had het ziekenhuis acht bedden en in het nieuwe ziekenhuis stonden er maar liefst veertig. Ook nam het aantal afdelingen toe. Jarenlang was interne geneeskunde het enige medische specialisme. In 1808 werden de afdelingen Heelkunde en Verloskunde daaraan toegevoegd. 
Nosocomium Academicum aan de Munnekeholm in GroningenBron: Flickr

1819: opening Stads Armen-Ziekenhuis

Er dreigde in 1817 een tyfusepidemie in Groningen. Omdat het Nosocomium Academicum vrijwel alleen patiënten opnam die van belang waren voor het medisch onderwijs, stichtte het stadsbestuur een stadshospitaal. Twee jaar later besloot het bestuur om van het noodziekenhuis een permanent ziekenhuis te maken. Het Stads Armen-Ziekenhuis werd gehuisvest in de Schuitemakersstraat en bood ruimte aan vijfentwintig tot dertig patiënten. 

1852: fusie tot Algemeen Provinciaal Stads- en Academisch Ziekenhuis 

Het Nosocomium Academicum en het Stads Armen-Ziekenhuis gingen in 1852 samen in het Algemeen Provinciaal Stads- en Academisch Ziekenhuis (APSAZ). Het ziekenhuis in het West-Indisch Huis werd hiervoor verbouwd zodat het plaats bood aan 124 bedden. De medische wetenschap had zich inmiddels behoorlijk ontwikkeld. Hierdoor waren behandelingen vaak zo ingewikkeld dat ze niet langer bij mensen thuis konden plaatsvinden. Zo bleef de vraag de capaciteit overstijgen. Ook aan de inrichting van het ziekenhuis ontbrak het nodige. Er was een tekort aan instrumenten en aan kleding en de verpleegzalen waren overvol. Met het samengaan en de verbouwing waren de zorg en het onderwijs van het ziekenhuis nog steeds niet optimaal. Er was behoefte aan een groot nieuw ziekenhuis.
Algemeen Provinciaal Stads en Academisch Ziekenhuis aan de Munnekeholm in GroningenCollectie: Groninger Archieven

1903: opening nieuw ziekenhuis aan Oostersingel 

Na jarenlang denken besloot het Stadsbestuur in 1889 tot de bouw van het nieuwe ziekenhuis. Op de plaats waar eerder de vestingwallen van de stad stonden, aan de Oostersingel. Veertien jaar later, in 1903, opende het APSAZ zijn poort. De nieuwbouw bestond uit afzonderlijke paviljoens op een groot terrein. Ieder specialisme had zijn eigen kliniek: Heelkunde, Interne Geneeskunde, Verloskunde en Psychiatrie. Tussen de paviljoens lagen met zorg aangelegde tuinen. Het gebouwencomplex voldeed volledig aan de eisen van die tijd: licht, ruimte en hygiëne. 
  
In de periode die volgde wist het ziekenhuis een sterke positie in de noordelijke gezondheidszorg in te nemen. Het aantal opnames nam toe en de medische wetenschap maakte een bloeiperiode door. Een goed voorbeeld is de Thoraxchirurgie. In 1938 stond het specialisme nog in de kinderschoenen, maar in een korte periode ontwikkelde het zich tot een volwaardig specialisme binnen het APSAZ. Uiteindelijk resulteerde dit in de oprichting van het Hartcentrum Groningen in 1947. Een ander voorbeeld is de ontwikkeling van de hart-longmachine. Artsen en instrumentmakers van het APSAZ ontwikkelden op een zolderkamer de hart-longmachine. Na tweeëneenhalf jaar ontwikkeling werd in 1957 met succes de eerste openhartoperatie in Nederland met behulp van de hart-longmachine in Groningen verricht. 
  
Doordat het ziekenhuisterrein zo ruim was opgezet, kon het aantal dienstgebouwen in de loop van de tijd meegroeien met de zorgvraag en de ontwikkelingen in de medische wetenschap. Zo ontstonden er nieuwe specialismen die ieder een eigen kliniek op het terrein kregen. Enkele voorbeelden zijn Oogheelkunde in 1932 en de Kinderkliniek in 1941. Door de vele nieuwbouwactiviteiten bleef er vrijwel niets over van de grote tuinen en de groenvoorzieningen. Ook door de groeiende behoefte aan parkeerplaatsen verdween het groen van het APSAZ-terrein. 
Het nieuwe ziekenhuis aan de Oostersingel in 1909Collectie: UMCG

1971: Het Academisch Ziekenhuis Groningen 

Op 1 juli 1971 trad een nieuwe wet in werking, waardoor academische ziekenhuizen zelfstandig werden. In deze wet werd de officiële taakverdeling tussen rijksuniversiteiten en de academische ziekenhuizen vastgelegd: de universiteit was verantwoordelijk voor onderzoek en onderwijs en het ziekenhuis verschafte een werkplaatsfunctie voor deze taken. 
  
Ook moest het ziekenhuis zich toeleggen op patiëntenzorg en ontwikkelingsgeneeskunde. Het Algemeen Provinciaal Stads- en Academisch Ziekenhuis werd daardoor een van de universiteit losstaande rechtspersoon met een nieuwe naam: Academisch Ziekenhuis Groningen (AZG).

1997: nieuw ziekenhuiscomplex

In de jaren zeventig kwam er een discussie op gang over een nieuw centraal ziekenhuiscomplex. Een onderdeel van die discussie was de plaats van het AZG. Andere ziekenhuizen werden aan de rand van de stad gebouwd, waar voldoende ruimte was. Maar het Groningse gemeentebestuur besloot anders. Het nieuwe ziekenhuis moest op dezelfde plek komen. 

Er werden plannen gemaakt over hoe het ziekenhuis eruit moest gaan zien: een aantal losse gebouwen, met eigen ingangen en parkeerplaatsen. In de loop van de tijd veranderden de inzichten, waardoor er een nieuw concept kwam, met één ziekenhuis met één hoofdingang, één centrale receptie en overdekte binnenstraten. In 1997 werd de nieuwbouw van het AZG officieel geopend.

2005: Het Universitair Medisch Centrum Groningen 

Door de steeds grotere samenhang tussen academisch onderwijs, medisch wetenschappelijk onderzoek, patiëntenzorg en de opleiding tot medisch specialist was de samenvoeging van het AZG en de Faculteit der Medische Wetenschappen noodzakelijk. Noodzakelijk om met gezamenlijk beleid te kunnen investeren in de toekomst. De samenvoeging van de twee organisaties werd op 13 januari 2005 officieel bekrachtigd. Ook kreeg de nieuwe organisatie een nieuwe naam: Universitair Medisch Centrum Groningen.