Het allereerste zaadje voor zijn huidige onderzoek wordt begin jaren 2000 geplant, tijdens een wetenschappelijk congres in Oxford. Rob Coppes, destijds postdoc op de afdeling radiobiologie in het UMCG, ziet daar een poster over hoe muizen met stamcellen behandeld worden. ‘Ik weet het nog goed, het ging over cellen die ingespoten werden in het ruggenmerg van muizen die verlammingsverschijnselen vertragen. Ik dacht: ‘daar moet ik ook wat mee kunnen.’
Eén probleem: Rob heeft zelf niet genoeg expertise op dit terrein. Het lot helpt hem een handje. Als enige tijd later de afdeling Celbiologie in het UMCG wordt opgezet, worden de werkkamers opnieuw verdeeld. Rob moet zijn kamer delen met iemand uit de onderzoeksgroep van stamcelbioloog Gerald de Haan. En laten Gerald en zijn team nou alles weten over beenmergstamcellen.
Onverwacht succes
Bij de koffieautomaat spreekt Rob met zijn nieuwe afdelingsgenoten over zijn idee: kankerpatiënten die last hebben van een droge mond behandelen met stamcellen die de speekselklier herstellen. ‘We begonnen destijds met een pilotexperiment, waarbij we de speekselklier bij muizen probeerden te herstellen met stamcellen uit het beenmerg. Het experiment lukte. Met een KWF-subsidie deden we vervolgens uitgebreider onderzoek. Dat was in eerste instantie een tegenvaller: de behandeling met stamcellen uit het beenmerg werkte toch niet goed. Maar: in de controlegroep werkten we met stamcellen uit de speekselklier zelf en wat bleek: dat werkte wél. Serendipiteit!’, glundert Rob.
In de vele jaren die volgen wordt de techniek steeds een stap verder gebracht, met hulp van collega’s binnen én buiten het UMCG. Zo werken de onderzoekers bijvoorbeeld samen met de afdeling Kaakchirurgie, die helpt om stukjes speekselklier bij patiënten weg te halen om te onderzoeken. En komen ze via Hans Clevers, onderzoeker bij het Hubrecht Instituut van de KNAW, verder met het doorontwikkelen van de techniek om stamcellen te kweken.
Het brengt Rob en zijn team ruim 20 jaar later uiteindelijk terecht op het punt waar ze nu zijn: de eerste patiënten worden met hun eigen stamcellen behandeld.
Het geheim
Wat kunnen we leren van deze onverwachte kruisbestuiving die begon bij de koffieautomaat? ‘Het is goed om mensen te kennen en te weten wat ze doen’, vertelt Rob. ‘Ook als niet meteen een raakvlak hebt. Sta open voor anderen, en maak ze enthousiast voor de dingen waar jij aan werkt en de ideeën die je hebt. Een paar jaar later kan iets ineens tot een samenwerking komen.’
Gaat koffie wederom helpen?
Ondertussen gaat Rob, inmiddels 62 jaar, verder met zijn onderzoek. ‘Uiteindelijk hoop ik het voor mijn pensioen klaar te hebben’, vertelt hij lachend. ‘Nu behandelen we binnen ons onderzoek een kleine groep patiënten met cellen die we hier in ons laboratorium opkweken. Vervolgstudies moeten aantonen of we ook grote groepen patiënten kunnen behandelen. Als je dit voor honderden patiënten wilt doen dan moet je opschalen en dat kan alleen samen met andere partijen.’
Mogelijk heeft een kop koffie ook hierbij weer geholpen. ‘Vandaag sprak ik met onderzoekers die met CAR-T cellen werken om kankerpatiënten te behandelen’, vertelt Rob. ‘Zij gaan samen met andere ziekenhuizen samenwerken om cellen te kweken. Wellicht biedt dat ook kansen voor ons.'