Niet-invasieve prenatale test (NIPT)
We onderzoeken met de NIPT 'vrij DNA'. In het bloed van de zwangere zitten kleine stukjes erfelijk materiaal van de moederkoek. Dit DNA is bijna altijd hetzelfde als dat van het kind. Het laboratorium kan met dit DNA onderzoeken of er een aanwijzing is of het kind Down-, Edwards- of Patausyndroom heeft. Het onderzoek kan in de 10e week van de zwangerschap. Dit kan ook als u zwanger bent van een tweeling.
Er zijn verschillende uitslagen mogelijk:
Niet-afwijkend
Deze uitslag klopt bijna altijd. De kans is dan heel erg klein dat u toch een kind krijgt met down-, edwards- of patausyndroom. Minder dan 1 van de 1.000 zwangeren is toch zwanger van een kind met down-, edwards- of patausyndroom. U krijgt geen vervolgonderzoek.
De uitslag is afwijkend
- Bij 90 van de 100 vrouwen die de uitslag krijgen dat ze misschien zwanger zijn van een kind met downsyndroom, klopt dit inderdaad. 10 vrouwen zijn dus niet zwanger van een kind met downsyndroom.
- Bij 90 van de 100 vrouwen die de uitslag krijgen dat ze mogelijk zwanger zijn van een kind met Edwardsyndroom, klopt dit inderdaad. 10 vrouwen zijn dus niet zwanger van een kind met Edwardsyndroom.
- Bij 50 van de 100 vrouwen die de uitslag krijgen dat ze mogelijk zwanger zijn van een kind met patausyndroom, klopt dit inderdaad. 50 vrouwen zijn dus niet zwanger van een kind met patausyndroom.
Bij een afwijkende uitslag is er dus een kans dat het kind de aandoening niet heeft. Als u zekerheid wilt krijgen, kunt u een vlokkentest of vruchtwateronderzoek laten doen.
Soms gaat er iets mis bij het laboratoriumonderzoek van de NIPT en is er geen uitslag. De test kan dan zonder extra kosten opnieuw worden gedaan. In ongeveer 60% van de gevallen zal er dan wel een uitslag volgen. Als de NIPT 1 keer of 2 keer mislukt, is er de mogelijkheid om doorverwezen te worden naar een centrum voor Prenatale diagnostiek om vervolg onderzoeken te bespreken.
Nevenbevindingen NIPT
Het laboratorium kan ook andere chromosoomafwijkingen vinden bij het kind, in de placenta (moederkoek) en zeer zeldzaam ook bij de zwangere zelf. Dat noemen we nevenbevindingen.
Er zijn verschillende soorten nevenbevindingen, van heel ernstige tot minder ernstige aandoeningen. Van elke 1.000 zwangeren die kiezen voor de NIPT, krijgen ongeveer 4 vrouwen te horen dat er een nevenbevinding is. Om zeker te weten om wat voor nevenbevinding het gaat, is vervolgonderzoek nodig, meestal een vruchtwaterpunctie of vlokkentest.