U krijgt een hartslagmeter om. Ook draagt u een kapje op uw mond en neus. De hartslagmeter en het kapje zitten vast aan een apparaatje die u in een rugzak draagt tijdens de test. Het apparaatje meet de gassen in uw in- en uitgeademde lucht. Hierdoor weten we hoeveel energie u gebruikt tijdens het lopen.
We starten de test op een stoel. Dit heet ook wel de rustmeting. U zit 5 minuten zo rustig mogelijk op een stoel. U praat dan ook niet. Zo meten we de hartslag en hoeveel energie u verbruikt in rust.
Daarna begint de looptest. U loopt op eigen snelheid rondjes. Dit doet u 6 minuten. Probeer tijdens het lopen het tempo zo gelijk mogelijk te houden. Ook nu is het beter om niet te praten. We kunnen dan het energieverbruik en de hartslag het beste meten.
Na het lopen rust u weer 2 minuten uit op de stoel. We meten dan of uw energieverbruik en hartslag weer dalen. Als de meting klaar is, doet we het kapje, de hartslagmeter en de rugzak weer af.