Behandeling Carpale Tunnel Syndroom

Bij het Carpale Tunnel Syndroom raakt een zenuw aan de binnenkant van de hand en de pols in de knel. Dat geeft een doof gevoel of tintelingen in de hand.

Aan de binnenkant van de pols loopt een zenuw. Deze zenuw loopt samen met de buigpezen van de vingers door een soort tunnel: de carpale tunnel. Als u uw pols buigt, kan de zenuw in de knel komen. Dit gebeurt soms tijdens het slapen. De zenuw komt ook in de knel als u vocht vasthoudt, bijvoorbeeld tijdens de zwangerschap.

Klachten die horen bij het Carpale Tunnel Syndroom zijn tintelingen (vooral 's nachts) of een doof gevoel in de hand, duim, wijsvinger, de middelvinger en een deel van de ringvinger. Het helpt om dan even met de hand te wapperen. Soms heeft u minder kracht in uw hand. Dit gebeurt als de zenuw al langer in de knel zit.

Eerste gesprek

U heeft voor een afspraak altijd een verwijzing naar het Hand- en Polscentrum nodig van uw huisarts of medisch specialist. Tijdens het eerste gesprek vragen we naar uw klachten. We doen ook een lichamelijk onderzoek aan uw hand. We bespreken de mogelijke behandelingen, de nabehandeling en de problemen die na de behandeling kunnen ontstaan.

Behandeling Carpale Tunnel Syndroom

Er zijn 3 behandelingen mogelijk:

  • een spalk: door een spalk krijgt de zenuw weer meer ruimte in de carpale tunnel. Ook krijgt u advies over houding en activiteiten. Bij ongeveer de helft van de patiënten met een spalk worden de klachten binnen 6 weken minder. 
  • een prik, hierin zit een medicijn dat de ontsteking remt. Soms is een tweede prik nodig.
  • een operatie: als de spalk of prik niet helpt of als u heel erg last van de klachten heeft, is een operatie nodig. We snijden het dakje van de carpale tunnel open. Hierdoor heeft de zenuw weer meer ruimte. Bij de meeste patiënten verdwijnen na de operatie de klachten. 

De behandeling stap voor stap

  1. U krijgt een afspraakbrief met informatie van ons. Daarin staat hoe u zich op de operatie voorbereidt.

  2. U gaat voor de operatie meestal naar het Operatief Dagbehandeling Centrum (ODBC).

  3. U ligt op een behandeltafel. U krijgt een prik met een verdovend medicijn in uw hand. U krijgt daarna een band om uw bovenarm. Die pompen we op. Dit lijkt op een bloeddrukmeting. De band zorgt ervoor dat het bloed niet meer door de arm kan stromen en de bloedvaten leeg blijven. De arts haalt de band meteen na de operatie weer weg.

    De chirurg maakt een snee van ongeveer 3 cm aan de binnenkant van uw pols. Zo kunnen we goed bij de tunnel. De tunnel heeft een soort dakje. Dit is stevig bindweefsel. Dit snijden we open. Zo krijgt de zenuw weer ruimte. Daarna hechten we de wond.

    De operatie duurt ongeveer 30 minuten.

  4. Na de operatie gaat u naar de uitslaapkamer. U heeft een stevig verband om de hand. Uw arm ligt op een kussen dat wat ligt hoger dan de rest van uw lichaam. Zo wordt uw hand niet dik.

    U hoort van de arts wanneer u van de uitslaapkamer af mag. Dit hangt af van hoe goed u zich voelt. Meestal kunt u dezelfde dag weer naar huis.

  5. U heeft een verband om uw hand. Dit mag niet nat worden. Douche daarom met een plastic zak om uw hand.

    Na de operatie mag u uw hand twee weken niet te veel gebruiken. Til bijvoorbeeld geen zware dingen. Na twee weken kunt uw hand voorzichtig weer meer gebruiken. Soms krijgt u hierbij hulp van een handtherapeut.

  6. Meestal heeft u na 2 weken een afspraak voor controle op de polikliniek. We bekijken de wond en halen de hechtingen weg. U krijgt een kleiner verband.

    Soms krijgt u na de operatie nog handtherapie. Bijvoorbeeld omdat u uw hand niet goed durft te gebruiken. Of de vingers en/of pols stijf zijn. U krijgt van ons advies en oefeningen. Soms is 1 behandeling genoeg, maar meestal zijn er 2 tot 4 behandelingen van een half uur nodig.

  • Bij elke operatie kunnen er achteraf problemen zijn. Ook als de operatie zelf goed is gegaan. Deze problemen noemen we complicaties. Bij deze operatie zijn dat:

    • gezwollen hand of pols. Dit komt vaak voor, maar gaat na een tijdje vanzelf weg.
    • nabloeding of infectie. Dit komt bijna nooit voor.
    • beschadiging van de zenuwen in de huid. Hierdoor kan een klein stukje van uw huid gevoelloos worden. Dit gebeurt bijna nooit. Als het wel gebeurt, gaat het vanzelf weer over.
    • de wond geneest langzaam. Dit gebeurt bijna nooit.

    Wanneer bellen

    Bel ons als:

    • u koorts krijgt (hoger dan 38,5 graden)
    • u erge pijn heeft aan uw hand
    • er etter uit de wond komt

    Bellen kan op werkdagen van 8.00 tot 16.30 uur op het telefoonnummer (050) 361 14 84. Bel op andere dagen of tijden het algemene nummer (050) 361 61 61. Vraag naar de plastisch chirurg die dienst heeft.

Bijwerkingen en risico's

Bij elke operatie kunnen er achteraf problemen zijn. Ook als de operatie zelf goed is gegaan. Deze problemen noemen we complicaties. Bij deze operatie zijn dat:

  • gezwollen hand of pols. Dit komt vaak voor, maar gaat na een tijdje vanzelf weg.
  • nabloeding of infectie. Dit komt bijna nooit voor.
  • beschadiging van de zenuwen in de huid. Hierdoor kan een klein stukje van uw huid gevoelloos worden. Dit gebeurt bijna nooit. Als het wel gebeurt, gaat het vanzelf weer over.
  • de wond geneest langzaam. Dit gebeurt bijna nooit.

Wanneer bellen

Bel ons als:

  • u koorts krijgt (hoger dan 38,5 graden)
  • u erge pijn heeft aan uw hand
  • er etter uit de wond komt

Bellen kan op werkdagen van 8.00 tot 16.30 uur op het telefoonnummer (050) 361 14 84. Bel op andere dagen of tijden het algemene nummer (050) 361 61 61. Vraag naar de plastisch chirurg die dienst heeft.

Heeft u nog vragen?

U kunt polikliniek Vorm en Beweging bellen van maandag tot en met vrijdag, tussen 8.00 en 16.30 uur. U kunt ook een e-mail sturen.

Heeft deze informatie je geholpen?