ADAPT: Onderzoek naar de effecten van onrustmedicatie bij dementie

Meer dan de helft van de voorgeschreven middelen tegen onrust bij dementie zijn middelen die niet in de richtlijn ‘Probleemgedrag bij mensen met dementie’ worden geadviseerd. Wat is het effect van deze middelen? En wat zijn de ongewenste effecten?


Achtergrond

Onrust komt veel voor bij mensen met gevorderde dementie. Als een bij het gedrag passende benadering onvoldoende effect heeft, kan medicatie worden voorgeschreven. Voor veel onrustmedicatie ontbreekt goed onderzoek. De richtlijn ‘Probleemgedrag bij mensen met dementie’ adviseert daarom terughoudend te zijn met het voorschrijven van medicatie.

Als het nodig is om medicatie (psychofarmaca) voor te schrijven, dan adviseert de richtlijn twee middelen: haloperidol en risperidon. Wat te doen als die middelen niet werken of vervelende bijwerkingen veroorzaken? Artsen proberen dan andere middelen. Vaak kiezen ze een middel op basis van hun praktijkervaring.

Doel

We willen onderzoeken wat de effecten zijn van middelen (psychofarmaca) die niet in de richtlijn worden aanbevolen voor de behandeling van onrustig gedrag bij mensen met dementie. Ook willen we weten hoe de keuze voor het voorschrijven van deze middelen wordt gemaakt.

Methode

Het onderzoek is gericht op verpleeghuisbewoners met dementie en onrustig gedrag. Als de behandelend arts samen met (de vertegenwoordiger) van de bewoner heeft besloten om onrustmedicatie buiten de richtlijn voor te schrijven, kan de bewoner meedoen.

Is het gekozen middel lorazepam, quetiapine of olanzapine? Dan kan worden meegedaan in de vorm van een N=1-studie (onderdeel A). Een N=1-studie is een methode om per persoon uit te zoeken of een middel wel of niet werkt. Bij deze N=1-studie krijgt de bewoner in een periode van 12 weken afwisselend de voorgeschreven medicatie of een placebo. Op vaste momenten worden het onrustige gedrag en de bijwerkingen gemeten.
Tijdens de behandeling weten de bewoner, de naasten, het zorgteam, de behandelend arts én de onderzoekers niet wanneer het voorgeschreven middel wordt gebruikt en wanneer een placebo. Direct daarna wordt dit bekend gemaakt. Het onderzoeksresultaat is dat per bewoner duidelijk wordt wat het effect van de medicatie op het onrustige gedrag is en wat de bijwerkingen zijn. Daarnaast krijgen we duidelijkheid over bij hoeveel mensen de onderzochte onrustmedicatie een gunstig effect heeft en bij hoeveel niet.

Als er een ander middel wordt gekozen óf als de bewoner niet wil of kan meedoen aan een N=1-studie, dan is deelname aan onderdeel B mogelijk. Bij onderdeel B wordt het onrustige gedrag vóór het starten van de onrustmedicatie gemeten en daarna op vaste momenten tijdens deze behandeling. Iedereen weet tijdens het onderzoek dat de bewoner de voorgeschreven medicatie krijgt. Deze vorm van onderzoek levert minder sterk bewijs over de werkzaamheid van een middel op dan een N=1-studie. Maar het is een mogelijkheid om toch iets meer over de effecten van een middel te weten te komen als een N=1-studie praktisch niet haalbaar is.

Om inzicht te krijgen in hoe de keuze wordt gemaakt om een middel buiten de richtlijn voor te schrijven, wordt binnen het ADAPT-onderzoek per deelnemer een korte vragenlijst ingevuld en houden we een aantal verdiepende interviews.

Planning 

De N=1-studies (onderdeel A) starten in januari 2025. Vanaf het najaar 2024 kan alvast worden meegedaan aan onderdeel B.

Deelnemende organisaties

We zoeken op dit moment medisch behandelaren / behandelteams met interesse voor deelname aan het onderzoek. Bent u medisch behandelaar en wilt u meer weten? Neemt u dan contact op. We kunnen u uitgebreider informeren en langskomen bij uw organisatie, bijvoorbeeld tijdens uw vakgroepoverleg of een FTO.

Onderzoeksteam


Vanuit UNO Amsterdam / Amsterdam UMC (coördinerend centrum):

Lieke Swart, specialist ouderengeneeskunde in opleiding en promovenda
Robin Roovers, apotheker en promovendus
Eefje Sizoo, senior onderzoeker
Martin Smalbrugge, hoogleraar Ouderengeneeskunde
Jacqueline Hugtenburg, hoogleraar Klinische farmacologie en farmacie

Vanuit UNO-UMCG / UMCG

Esther de Haas, senior onderzoeker

Contactpersoon voor organisaties binnen UNO-UMCG

Esther de Haas, senior onderzoeker
[email protected]