Het lichaam zorgt voor een stabiele hoeveelheid suiker in het bloed doordat de alvleesklier het hormoon insuline aanmaakt. Insuline zorgt voor de opname van suiker in de cellen van het lichaam. De gevoeligheid van het lichaam om met insuline, de suikers uit het bloed naar de cellen in het lichaam te vervoeren, noemen we insuline-gevoeligheid of insuline-sensitiviteit. De insuline-gevoeligheid is tijdens een normale zwangerschap verminderd. Dit is een natuurlijke gebeurtenis. Het zorgt er voor dat er minder suikers worden opgenomen door het lichaam van de moeder, zodat er meer suikers en andere voedingsstoffen via de moederkoek (placenta) naar de baby kunnen gaan. Door die suikers en voedingstoffen kan de baby groeien.
Vrouwen met een BMI van meer dan 25 hebben vaker dan vrouwen met een normaal gewicht, een verhoogde hoeveelheid vet in het lichaam. Zij kunnen daardoor veranderingen hebben in de insuline- gevoeligheid. Ze worden meestal ongevoeliger voor de insuline in het bloed. Daardoor kan er een teveel aan suiker ontstaan in het bloed van de moeder, waardoor de baby te veel suiker krijgt via de moederkoek. Hierdoor kan de baby te snel groeien en te groot worden.
Het doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in de suiker-en-insuline-huishouding in het begin van de zwangerschap, in het midden van de zwangerschap en na de zwangerschap. En op welke manier dit invloed heeft op de groei van de baby tijdens de zwangerschap en de spier- en vetmassa van de baby na de geboorte.